IN ’T BLAUWE SCHAAP. & notaris en zal straks terugkomen. » « Hij mag komen zooveel hij wil : ’t kan niet zijn! » « Wat kan niet zijn? » « Ziehier : ik ben een flinke jongen, de primus der Hij moet u dringend spreken van wege zijnen voerlieden. » « Gij staat wel met uzelven, dat is bekend, » glim- lachte Geertje. Geert liet den schampscheut onverlet. « De zoon van notaris Vlerinckx, Wannes’ patroon, is ook flink, » ging hij voort. « En dan? » « En dan... Die zoon heeft onlangs voor de militie geloot en een slecht nummer getrokken. Nu zou Wannes’ patroon willen dat ik er in toestemde 1 2 lansier, gids in de plaats van zijn duurbaar kroost, kurassier, of grenadier te worden. Begrepen? » Geertje verschrok zoo geweldig, dat zij bijna de twee taskens, welke zij van het kastje genomen had, om ze op de tafel te zetten, liet op den grond vallen. « Is het mogelijk! » riep zij de handen ineenslaan- de, zoodra deze vrij waren. « Woord van eerlijken voerman! » bevestigde Geert. « Men wil u doen remplaceeren? » vroeg nO8 het meisje, dat het niet scheen te kunnen gelooven. « Ziedaar volle veertien dagen, dat Wannes mij naloopt, en biedt, biedt. > antwoordde Geert. « Ja, ik ben een flinke jongen, en men ZOU verre moeten zoeken, om eenen plaatsvervanger van mijn slach te