ZE ES I94 DE SCHEEPSTIMMERLIEDEN EN ANDERE VERHALEN. dat gij eene uitzondering maakt voor de varkens, waarmede ik jaren achtereen zegepraalde? » « — Ik kan slechts herhalen wat ik gezegd heb: zelfs hier te Antwerpen zag ik er geene, die met de zijne de vergelijking kunnen doorstaan! » « Damelinckx bezag hem eene wijl stilzwijgend. Hij scheen van verbaasdheid niet meer te kunnen spreken. Ik vreesde eene nieuwe hevige uitbarsting van toorn; mijne vrees bleek ongegrond. Na lang den jongen strak te hebben aangekeken, die, kalm en beraden, ín zijne houding niets verried, wat naar snoeverij of plaagzucht zweemde, ontspanden zich zijne wezenstrekken. Eene _vroolijke uitdrukking verhelderde zijn gelaat : « — Ha! ha! ha! » schaterde hij het eindelijk uit. « Ha! ha! ha! Engel... Gij, spotvogel! Gij, uilen- spiegel !… Gij wilt uw vader beet nemen! Daaraan herken ik mijn bloed; daaraan herken ik mijzelven, op uwen ouderdom! Zij is zeer aardig, de poets; doch zij is niet nieuw. Ik ook heb ze mijn ouden heer zaliger weleens gespeeld. Ha! ha! ha! Fraaier varkens dan de mijne !… ’t Is grappig, ’t is kostelijk, op mijn woord! Lach dan mee, vrouw! « wendde hij zich tot mij.. » Lach mee, want het is waarlijk der moeite waard. Mij staande houden, dat er schooner varkens gevonden worden, dan die, waarmede ik mijne medaliën won! Dat er knapper vetters in België zijn, dan Johannes Chrysostomus Damelinckx!… Het is om zich slap te lachen, om er stuipen van te krij- eenn Hanhalshal