LIVINUS T09 zoo hardnekkig eene schilderij te willen voltooien, waarvan hij haast moest wanhopen eene der hoofdfiguren af te krijgen? Zou het voor hem niet beter zijn hetstuk onvoltooidtelaten, om met de aanlegging van een ander zijne krachten te beproeven? Een nauwkeurig onder- zoek der afgemaalde deelen was weer voldoende, om hem het niet voltrekken als eene soort van misdaad tegen de kunst te doen beschouwen en tot volharding aan te sporen. Die deelen zoo welgelukt ziende, werd hij door een pijnlijk gevoel aangegrepen bij het denk- beeld, dat zij nooit in eenige pronkzaal zouden schitte- ren. Het was hem, alsofzij hem verwijten toestuurden, dat hij er kon aan peinzen hen tot vergetelheid. te doemen. De Zaligmaker vooral, van wiens beeltenis hij het meest tevreden was, scheen bij die vraag hem me- delijdend en tevens berispend aan te staren. Ja, het gebeurde, dat Livinus, na lang die beeltenis, bij de invallende schemering, te hebben bewonderd, in wee- moedige verrukking verviel en in zijne opgetogenheid zich inbeeldde, dat de door hem gemaalde Godmensch leven bekwam, zachtjes zich van het tafereel los- maakte, hem naderde en, met liefdevollen blik, hem troostende woorden toesprak, om hem nieuwen moed en versche kracht te beloven en tot herneming zijner lastige taak aan te sporen. En waarlijk voelde hij zich, na die begoochelende mijmeringen, telkens op nieuw gesterkt en bemoedigd. Zoo bleef zijn besluit het tafereel kost wat kost af te maken, onverzettelijk. Dan hiermede waren de hin- HER