204 DE SCHEEPSTIMMERLIEDEN EN ANDERE VERHALEN. » — Verstandig ook al !.. Hoe langer, hoe schoo- ner !... Waar gaan wij naartoe ?... Wie heeft ooit van zindelijke en verstandige varkens gehoord ?... Ik niet ! Ik ben nochtans onder varkens opgebracht, gelijk mijn vader zaliger, gelijk gij, Engel; want wij zijn speksla- gers van geboorte, dat pluimken mogen wij op onzen hoed steken... Welnu, ik kan u zweren, dat ik voor de eerste maal verneem, dat er zindelijke en verstandige varkens zijn; dat... Maar wat wil ik verder over het onderwerp uitweiden ? Zijn niet de vergelijkingen morsigalseen zwijnendomalseen zwijn, welke wij dagelijks op sommige lieden hooren toepassen, toe- reikend om te bewijzen, dat uwe bewering kop noch staart heeft ? » « — Die vergelijkingen bewijzen nietmetal. Zij wer- den door menschen gemaakt, die de varkens niet kennen, die meestal nooit met varkens hebben omge- gaan, en die zelfs in den waan verkeeren, als zouden de varkens kwade beesten zijn. In allen gevalle zijn die vergelijkingen onbillijk, onrechtvaardig. Bezorg de zwijnen water, om in te baden, wasch ze met de hand, indien gij geenen vijver of put te uwer beschikking hebt, en gij zult zien, of zij nog zich ín slijk en vuilnis zullen wentelen. Ik zal u meer zeggen : van al onze huisdieren is het varken het eenigste, dat zijn stroo, zelfs zijn hok niet bemorst, als men het de gelegen- heid verschaft buiten zijn gevoeg te doen. Is dat klaar ? Betreffende zijn verstand zal ik u aanmer- ken, dat het zeer spoedig den persoon herkent, die het