Over opmerkzaamheid en nadenken, EI foorteelijke voorbeelden ie nu deze lee do ng Wie zich niet dikwijls door den fchijn wil 1 misleiden „ die trachte te waden wat en goed of Jop aad, nuttig of fchadelijk zij , of zich / vertoont, en late zich door ervarena cnaangaande onderrigten. Voört s moet gij uwen leer] ingen ook doen op- merken, waaraan het is toe te fchrijven, dat ons de dingen anders toefchijnen , dan zij met der daad zijn, en hoe behoedzaam men moet wezen, om zich door den fchijn niet te laten misleiden. De redenen, waarom zich de voorwerpen dikwijls anders vertoonen, dan zij zijn, zijn de volgende: 1. Omdat of onze zintuigen in geenen gezon= den ftaat zijn; of omdat de dingen, uit hoofde van hunne kleinheid, hunnen afftand , of van andere oorzaken, zich niet zoodanig aan Ons Oog vertoonen, als zij waarlijk zijn. — Dus, bij voor- beeld , hebben bij iemand, die te geelzucht heeft , alle voorwerpen eene gele kleur; eenen zieke fmaken alle fpijzen dikwijls bitter, en een ge« wonde meent veeltijds , ‘dat hij te hard bekane deld wordt, hoe zacht men hem ook verbinde, Op eenen afftand komt ons alles kleiner voor, dan het is3 doch door den nevel vertoonen zich de voorwerpen grooter, Een regte ftok, in het water gehouden , fchijnt ons toe krom te zijn, enz. — Let , derhalve, wal op, voor dat gij beflist dat een ding waarlijk zoodanig is, als het zich aan uwe zinnen vertoont ;of deze zich ook in eenen on- gezonden flaat bevinden, dan of er ook iets plaats hebbe, waardoor zich de voorwerpen anders vera toonen, dan zij met der daad zijn. 2. Omdat wij datgene, wat wij ons van een ding voorftellen en verbeelden, niet naauwkeu- rig e ye €13