34 Over de verfchillende foort men hare eigenaardige kenmerken leere kennen; en dit gefchiedt door eene opmerkzame befchou- Wing, door vergelijking, nadenken en onderrig= ting. Wijders: wanneer wij met eene zaak zoo wel bekend zijn, dat wij haar niet. flechts van an- deren onderfcheiden, maar zelfs hare bijzondere kenmerken kunnen aanwijzen, dan bezitten wij van haar een duidelijk , doch, deze aanwijzing niet kunnende doen, een onduidelijk of verward denkbeeld. Zoo heeft een kind een duidelijk denkbeeld van de a, wanneer het deze letter niet alleen van alle overigen weet te onderfcheiden , maar ook het plaats hebbend onderfcheid kan aan= toonen. Kan het dit laacfte niet doen , dan is zijn denkbeeld onduidelijk. Wij bezitten van fommige aken geene duidelijke denkbeelden , het gene of aan ons, of aan de zaak zelve, is toe te fchrij- ven. Het laatfte is oorzaak, dat wij ons geen duidelijk denkbeeld van haar kunnen vormen, wanneer zij zoodanig gefchapen is, dat wij hare kenmerken niet klaar genoeg onderfcheiden kun= nen. Dus hebben wij van de kleuren wel een duidelijk denkbeeld , maar daar wij hare kenmerken niet kunnen opgeven „zoo is ons denkbeeld daarvan daarom onduidelijk. — Somtijds ligt hiervan ook de fchuld aan ons zelven, wanneer wij op de zaak niet behoorlijk letten, hare kenmerken ons niet dikwijls genoeg herinneren, ons met te veel zaken te gelijk onledig houden, enz. Wie, der= halve, zijnonduidelijk denkbeeld eener zaak, waar yan hij een klaar en duidelijk kan erlangen, wil ophelderen, die moet alles trachten weg te nemen, wat deze onduidelijkheid veroorzaakt. Eindelijk bezitten wij van eene zaak een ges noeg-