LLIIII
7
3 77 76 7
VERORDNeNa
über die Beschlagnahme von Tabak.
Artikel 1.
Der im Gebiete des Generalgouvernements im Erntejahr 1917
angebaute Tabak wird beschlagnahmt. Die Beschlagnahme erstreckt sich
auf die in diesem Gebiete aus früheren Ernten noch vorhandenen
Vorräte unverarbeiteten inländischen Tabaks. Von der Beschlagnahme
frei bleiben diejenigen Vorräte früherer Ernten, die sich zurzeit in den
Händen der Tabak- und Zigarrenhändler befinden. Die Aufarbeitung
dieser Vorräte ist zulässig.
Artikel 2.
Es ist untersagt, beschlagnahmten Tabak zu verbrauchen, zu kaufen,
zu verkaufen oder sonst über ihn zu verfügen, Veränderungen an ihm
vorzunehmen oder ihn zu transportieren. Die Genehmigung für not-
wendige Transporte erteilt der zuständige Zivilkommissar durch
Ausstellung eines Geleitscheins.
Artikel 3.
Die Vorräte früherer Ernten sind, soweit sie nach Art. 1 beschlag-
nahmt sind, bis zum 10. Oktober 1917 dem für den Transport zustän-
digen Zivilkommissar anzumelden. Die Anmeldung muss die Menge,
den Eigentümer, die Art der Lagerung und den Ursprung angeben.
Die Vorräte sind ordnungsgemäss zu lagern und aufzubewahren, bis
über sie weiter verfügt wird. Für die Erfüllung dieser Verpflichtung
haften der Lagerhalter und der Eigentümer.
Artikel 4.
Der im Jahre 1917 angebaute Tabak ist ordnungsgemäss abzuernten,
sachgemäss zu trocknen und zu lagern. Der geerntete Tabak ist an eine
von den Verwaltungschefs für Flandern und Wallonien zu bestimmende,
allein zum Ankauf zugelassene Ankaufsstelle gegen Barzahlung abzu
liefern. Der Preis wird je nach der Beschaffenheit des Tabaks auf 2.—,
2.25, 2.50, 2.75 oder 3 — Frasken für 1 kg festgesetzt.
Diese Preise gelten für Ablieferung in der Ursprungsgemeinde. Kommt
eine Einigung über den Preis nicht zustande, so entscheidet eine von
den Verwaltungschefs für Flandern und Wallonien zu bestimmende
amtliche Stelle endgültig.
Artikel 5.
Die Zivilkommissare sind berechtigt, Anordaungen und Anweisungen
zu erlassen sowie alle Massnahmen zu treffen, welche zur Sicherung des
Tabaks erforderlich sind. Sie setzen die von dem einzelnen Verpflichteten
zu liefernden Mengen Tabak fest. Die Erzeuger sind zur Ablieferung der
festgesetzten Mengen verpflichtet, soweit sie nicht nachweisen, dass sie
dazu ohne ihr Verschulden ausserstande sind.
Für die Ablieferuag des aus einer Gemeinde zu liefernden Tabaks
haftet die Gemeinde. Der Zivilkommissar ist berechtigt, für jedes kg, um
das die Lieferung hinter der festgesetzten Mesge zurückbleibt, von den
Erzeugern oder der Gemeinde den Betrag von 10 bis 100 Mark im Ver-
waltungswege einzuziehen. Er ist ferner berechtigt, Tabakvorräte, die
innerhalb der festgesetzten Fristen nicht abgeliefert sind, ohne Erstat-
tung des Gegenwertes einzuziehen.
Artikel 6.
Mit der Ausführung dieser Verordnung werden die Verwaltungschefs
für Flandern und Wallonien betraut.
Sie bestimmen, inwieweit und in welcher Weise der beschlagnahmte
Tabak dem inländischen Verbrauch zugeführt wird.
Artikel 7.
Wer den Bestimmungen dieser Verordnung oder den zu ihrer
Ausführung erlassenen Anordnungen oder Anweisungen zuwider-
handelt, wird mit Haft oder mit Gefängnis bis zu 5 Jahren oder mit
Geldstrafe bis zu 20 000 Mark bestraft; auch kann auf Haft oder
Gefängnis neben der Geldstrafe erkannt werden.
Die zu strafbaren Handlungen bestimmten oder gebrauchten Vorräte
und Einrichtungen sind einzuziehen. Der Versuch ist strafbar. Ist die
Zuwiderhandlung in der Absicht begangen, einen unzulässigen Ver-
mögensgewinn zu erzielen, so ist auf Freiheitsstrafe und auf eine Geld-
strafe zu erkennen.
Zuständig sind die Militärgerichte und Militärbefehlshaber.
(Staatsdruckerei N 1186.)
Brüssel, den 22. September 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
ERORDEMNG
houdende inbeslagneming van tabak.
Artikel 1.
De tabak die in het oogstjaar 1917 binnen het gebied van het
Generaal Gouvernement verbouwd werd, is in beslag genomen. Deze
maatregel is eveneens toepasselijk op de uit vroegere oogstjaren binnen
genoemd gebied nog voorhanden zijnde voorraden aan onverwerkte
inlandsche tabak. De voorraden aan tabak uit vroegere oogstjaren, die
op dit oogenblik in het bezit zijn van tabak- en sigarenhandelaars, blijven
van de inbeslagneming bevrijd. Deze voorraden mogen verwerkt worden.
Artikel 2.
Het is verboden in beslag genomen tabak te verbruiken, te koopen, te
verkoopen of er anderszins over te beschikken, er wijzigingen aan toe te
brengen of ze te vervoeren. De bevoegde burgerlijke Kommissaris (Zivil-
kommissar) verleent vervoertoelatingen, zoover vervoer noodzakelijk is,
door te dien einde een geleibrief af te leveren.
Artikel 3.
Van de voorraden uit vroegere oogstjaren moet, zoover die krachtens
artikel 1 in beslag zijn genomes, ten laatste op 10 Oktober 1917
aangifte worden gedaan bij den voor het verveer bevoegden burgerlijken
Kommissaris. In de aangifte moet vermeld zijn de hoeveelheid tabak, de
naam van den eigenaar, de soort van bergplaats waarin de tabak
bewaard wordt, alsook de herkomst van de tabak.
In afwachting dat over de voorraden verder zal worden beschikt, zijn
zij zorgvuldig te bergen en te bewaren. De stapelhouders en de eigenaars
zijn verantwoordelijk voor het nakomen van deze verplichting.
Artikel 4.
De in 1917 verbouwde tabak moet zorgvuldig geoogst, naar behooren
gedroogd en geborgen worden. De geoogste tabak moet tegen betaling in
gereed geld ingeleverd worden op een aankoopkantoor, dat door de
Hoofden van het burgerlijk bestuur (Verwaltungschefs) voor Vlaanderen
en voor Wallonié alleen gemachtigd is de tabak aan te koopen. De prijs
is naar gelang van de hoedanigheid der waar, vastgesteld op 2 fr.,
2.25 fr., 2.50 fr., 2.75 fr. of 3 fr. het kilo.
Deze prijzen gelden voor de aflevering in de gemeente waar de tabak
gewonnen is. Meeningsgeschillen aangaande den prijs worden door een
ambtelijken dienst, die daartoe door de Hoofden van het burgerlijk
bestuur voor Vlaanderen en voor Wallonié is aan te wijzen, onherroepelijk
beslecht.
Artikel 5.
De burgerlijke Kommissarissen hebben het recht onderrichtisgen en
aanwijzingen uit te vaardigen, alsook al de maatregelen te treffen,
welke ter beveiliging van de tabak noodig blijken te zija. Zij stellen vast
hoeveel tabak ieder van de door deze verordening betroffen persosen
in te leveren heeft. Ieder planter moet de vastgestelde hoeveelheid
inleveren, tenzij hij kunne bewijzen dat hij daartoe buiten zijn toedoen
niet in staat is.
De gemeente is er voor verantwoordelijk, dat de hoeveelheid tabak
waarvoor zij heeft in te staan, geleverd wordt. De burgerlijke Kommis-
saris is gerechtigd voor elk ontbrekend kilo op de vastgestelde in te
leveren hoeveelheid, van de planters of van de gemeente van ambtswege
een bedrag in te vorderen van 10 tot 100 mark. Hij is eveneens gerechtigd
tabakvoorraden, die binnen den vastgestelden termijn niet zijn ingeleverd,
zonder vergoeding verbeurd te verklaren.
Artikel 6.
De Hoofden van het burgerlijk bestuur voor Vlaanderen en voor
Wallonié zijn belast met de uitvoering van deze verordenisg.
Zij hebben te bepalen in hoever en op welke wijze de in beslag
genomen tabak voor het inlandsch verbruik zal toegewezen worden.
Artikel 7.
Wie de bepalingen van deze verordening of van de daartoe uitgevaar-
digde onderrichtingen of aanwijzingen overtreedt, wordt met hechtenis
of met ten hoogste 5 jaar gevangenis of met ten hoogste 20.000 mark
boete gestraft; ook kunnen hechtenis- of gevangenisstraf en boete tegelijk
worden uitgesproken.
De voorraden en inrichtingen, die dienen om strafbare handelingen
te begaan, moeten verbeurdverklaard worden. De poging tot overtreding
is strafbaar. Bijaldien de overtreding begaan werd met het inzicht een
buitensporige winst op te strijken, moeten gevangenisstraf en boete te
gelijker tijd worden uitgesproken.
De krijgsrechtbanken en de krijgsbevelhebbers zijn tot oordeelvellen
bevoegd.
Generaloberst.
V. F. W. VII B 1676.
Brussel, den 22n September 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
ARRETE
concernant la saisie du tabac.
Article 1er.
Est saisi le tabac cultivé dans le territoire du Gouvernement général
pendant l’exercice de la récolte de 1917. La saisie s'étend à tout le tabac
indigène et non travaillé des récoltes antérieures, qui se trouve encore
dans ledit territoire. Est exempt de la saisie, le tabac des récoltes anté¬
rieures qui est en ce moment entre les mains des marchands de tabacs
et de cigares. Il est permis de mettre ce tabac entièrement en fabrication.
Article 2.
Il est interdit de consommer, d’acheter ou de vendre le tabac saisi ou
d'es disposer de toute autre manière quelconque, d'y apporter des modifica¬
tions ou de le transporter. Les transports nécessaires seront autorisés
par le Commissaire civil (Zivilkommissar) compétent, qui délivrera des
permis ad hoc.
Article 3.
Pour autant que le tabac des récoltes antérieures est saisi en vertu de
l’article 1er, il devra être déclaré le 10 octobre 1917 au plus tard au
Commissaire civil compétent pour le transport. La déclaration indiquera
la quantité, le propriétaire, le mode d'emmagasinement et l’origine dudit
tabac.
Ce tabac doit être emmagasiné et conservé ainsi qu’il convient, jusqu’à
ce qu’il en soit disposé. Le dépositaire et le propriétaire répondent de
l'observation de cette obligation.
Article 4.
Le tabac cultivé en 1917 doit être récolté, séché et emmagasiné d'une
manière rationnelle. Le tabac récolté devra être livré, moyennant paie¬
ment comptant, à un Bureau d'achat qui seul pourra acheter et sera
désigné à cette fin par les Chefs de l'Administration civile de la Flandre
et de la Wallonie (Verwallungschefs für Flandern und Wallosien). Le
prix sera fixé à 2, 2.25, 2.50, 2.75 ou 3 francs le kg., selon la qualité.
Ces prix s'entendent pour la livraison dans la commune d'origine. Si
on ne parvient pas à se mettre d'accord sur le prix, la décision définitive
sera laissée à une autorité à désigser par les Chefs de l'Administration
civile de la Flandre et de la Wallonie.
Article 5.
Les Commissaires civils sont autorisés à édicter les ordres et instruc¬
tions ainsi qu’à prendre toutes les mesures nécessaires pour assurer la
saisie du tabac. Ils fixeront les quantités de tabac à livrer par chaque
intéressé en particulier. Les producteurs sont teaus de livrer les quan¬
tités fixées pour autant qu'ils n’établissent pas eux mêmes que, sans être
en défaut, ils ne sont pas à même de le faire.
Chaque commune répond de la livraison du tabac à livrer provenant
de son territoire. Le Commissaire civil est autorisé à percevoir des pro-
ducteurs ou de la commune, par la voie administrative, une somme de 10
à 100 marcs pour chaque kg. manquant à la livraison des quantités
fixées. Il est, en outre, autorisé à confisquer, sans remboursement de la
valeur, les stocks de tabac qui n’auront pas été livrés dans les délais
prescrits.
Article 6.
Les Chefs de l'Administration civile de la Flandre et de la Wallonie
sont chargés de l'exécution du présent arrêté.
Ils détermineront dans quelle mesure et de quelle façon le tabac saisi
sera mis à la disposition de la consommation indigène.
Article 7.
Quiconque aura enfreint les dispositions du présent arrêté ou les ordres
et instructions donnés en vue de son exécution, sera puni soit d’emprison¬
nemeat de police ou de cinq ans au plus d’emprisonnement correctionnel,
soit d'une amende pouvant atteindre 20,000 marcs; la peine d'emprisonne¬
ment et l'amende pourront aussi être infligées simultanément.
Les quantités de tabac et les installations destinées ou ayant servi à
commettre des infractions, seront confisquées. La tentative est punissable.
Lorsque l’infraction aura été commise dans l’intention de réaliser un
gain illicite, il sera infligé à la fois une peine d’emprisonsement et une
amende.
Les tribunaux et commandants militaires connaîtront des infractions
susdites.
Bruxelles, le 22 septembre 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.