— 36 — den inkt. Men mocht hem niet verkwisten. Wanneer de gezellen 's Zaterdags naar huis gingen en vergaten den inktbak te dekken, verbeurden zij een « Cruycxken » (G.). Bij het drukken moest de inkt lichtjes, niet vet op de letters gesmeerd worden. « Vet opge- heven en geschiedt maar om arbeyt te spaeren » (l, art. 8). Aan de drukkers wordt gevraagd om de inktballen niet te groot te maken ten einde den inkt goed over de vormen te kunnen sprei- den (I, art. ro). Weer afzonderlijke raadgevingen gelden de loog, waarin de gebruikte letters van den inkt gereinigd werden (H. art. 4). De drukkers moesten er op waken, dat de loog ziedend was telkens er letters behoorden gewasschen te worden. Zij moesten de vor- men in de heete loog wat laten liggen opdat de inkt er zou van af- weeken en er zou kunnen van weggenomen worden zonder te hard met den borstel te moeten wrijven (, art. 7). Wie vergat den loogborstel na gebruik terug op zijn plaats te leggen, kreeg een boet van 3 stuivers. Nu blijkt die loog sommige gezellen van tijd tot tijd verleid te hebben om er hun handen of een of ander voorwerp in te wasschen. De ordonnantiën verbieden dit en straffen overtreding met 6 stuivers (L. art. 47). Wij zagen, dat de meester voor elk versleten balleder een som in de bus der gezellen stortte. Wij moeten onderstellen, dat het verlangen om de bus te verrijken er sommigen wel eens toe- bracht om dat leder af te doen als het nog goed bruikbaar was, Daar werd tegen gemaand. Wie zich daartegen vergreep, ver- beurde een « cruycxken » )G.). Wanneer nieuw leder op de inkt- ballen moest genaaid worden, mocht de gezel, daarmede belast, de oude stukken opeischen om ze, zoo mogelijk, nog te gebrui- ken (G.). Er zijn ook ordonnantiën betreffende het fornuis om de loog te koken en het vuur, dat bij koud weder in de drukkerij werd aangestoken. Gedurende een heelen tijd was het niet de meester die de onkosten van die verwarming voor zijn rekening nam. Hout en kolen werden tot in 1639 blijkbaar betaald uit een bus, die met dit doel in de drukkerij hing. In dat jaar deed de meester die bus wegnemen en besloot zelf het hout ef de kolen te geven « sonder dat de gesellen daervoor iet moeten betaelen». De meester «vereerde » hun « het gruys voor het stoken » (L. art. 57).