denkbeelden te doen verkrijgen. 61 „ Jozer! kent gij wel iemand, die harder ftraf- „, fen kan, u veel meer goeds doet, en onein- … dig beminnenswaardiger is, dan uwe ouders? Wie is die? Wanneer gij nu cop, onzen bese >, ten Vader, ongehoorzaam waart, om hoe vele „> redenen zoude u deze uwe daad Kunnen be- „…, rouwen? Welke zijn dezelve? De zaken, die „, Zij dus ern(tig overdenken em ter harte moet », nemen, om over uwe ongehoorzaamheid tee », gen cop, of over uwe zonden en ftruikelins „, gen, een levendig berouw in u op te wek- „, ken, zijn dus de drie volgende: 1. God ís „> cen regtvaardig regter „ wiens flraf ik door > mijne ongehoorzaamheid verdiend heb. a. Hij is > mijngrootfle weldoener , tegen wien ik voor zij= > He menigvuldige weldaden ondankbgar ben gee 2» Weest. 3. Hij ês het beminnelijkfte wezen , dat 2» ik niet hartelijk genoeg bemind heb: want ik 2» Heb iets gedaan, dat hem mishaagt, en mif „> daardoor zijn misnoegen op den hals gehaald, — „, Dit alles echter moet gij niet flechts eene „> Enkele maal, maar dikwijls, in (tille eenzaam- „> heid, bepeinzen , opdat uw berouw meer en …, meer verfterkt worde, en vruchten voortbren- 5» Ze, welke uw eigen geluk en genoegen bee „, vorderen kunnen (*je 59 VIJF- (C°) In dezen regel hebben wij alleen willen aanwijs Zen, welk gebruik de Schoolleeraars van de voorwerpen van hetinwendige gevoel maken kunnen , om de jeugd tot het vormen van denkbeelden op te leiden; zullende het eigenlijke onderwijs in geloof, hoop, liefde en berouw Bader volgen,