Bagnanti
Dit werk pikt in op een lange traditie van het afbeelden van baadsters. Cézanne, Matisse en natuurlijk ook Picasso hebben zich er met verve aan gewaagd. Fabro giet hen in niet-figuratieve stenen vormen, een ver doorgedreven kubisme als het ware. Ook Magritte, die het naakt en de steen deed convergeren, zit erin vervat. Maar Fabro ontwerpt een nieuwe orde. Doordat zijn werken in het water staan, wordt een heel eigen dynamiek en interactie gecreëerd: tussen de stenen onderling, tussen steen en omgeving, tussen steen en mens. Het harde, koude marmer krijgt zelf iets menselijks, door onze interpreterende blik die van de zonnereflecties op het kabbelende water naar de glanzende nerven van het marmer glijdt. Soms lijkt het marmer te bewegen, zeker als de wind en de bladeren mee in het spel treden. Er is een suggestie van toenadering, van ‘sympathie’ zoals Fabro het zelf noemde, door de bewegende elementen en door de opstelling. Toch is vooral het isolement in de verbondenheid herkenbaar. De stenen staan er alleen voor in de eeuwigdurende stroming van het water, het begin van alle leven, ‘de oerzee’ volgens Fabro. Zijn orde wekt melancholie op. Met ambachtelijkheid en heel weinig middelen – hij was een exponent van de arte povera – sorteert hij een maximaal effect.