| Full text |
16
Wat al in de fchool
ha eene ernstige overweging, of uw gebod of
verbod billijk en nuttig zij.
ade, Tracht uwe leerlingen te overtuigen, dat
zij hen hartelijk bemint, en niets zoo zeer ter
harte neemt als de bevordering van hun geluk,
gde, Tracht uzelveneen’ fchat van kundigheden
te verzamelen, en u de manier eigen te maken,
om dezelve uwen leerlingen , op eene bevattelij-
ke wijze, mede te deelen; zoo dat zij uwe meer-
derheid aan de zijde van het verftand en oordeel
gevoelen. — Laat dus nimmer blijken , wanneer
uwe leerlingen uiets vragen, dat gij hunne vraag
niet kunt beantwoorden; tracht hen, voor dat
oogenblik, van de hand te wijzen, en inmiddels
u zelven te onderrigten, en zeg hen vervolgens;
wat gij van de zaak weet,
DEB DE LES.
Wat al in de fchool, bij een goed befluur;,
niet mag worden toegelaten ?
1, de voorgaande les, mine vrienden! han
delden wij over dat gene, waartoe gij uwe leer-
lingen in de fchool moet opleiden, zal er een ge-
regeld beftuur plaats hebben. Laten wij nu zien,
Wat tot dat zelfde einde „ overeenkomstig het
tweede gedeelte der voorgeftelde vrage , niet mag
toegelaten, maar zorgvuldig moet voorgekomen
ef verhinderd wordea ; en hiertoe behoort;
Te
? |
