| Full text |
46
Over het beloonen en flrafcn
fen bediend te hebben, Zoo legde Hij aan mto-
ZES, zijnen getrouwen knecht, om dat hj eenig
gering mistrouwen had doen blijken, eene ftelii-
ge ftraf op welke aan het Israëlitifche volk ten
minfte zeer hard moest toefchijnen , fchoon wij niet
twijfelen , of het natuurlijke gevolg des vergrijps
van MOZES, het gevoel van berouw en wroe-
ging, zoude bij hem, wiens liefde jegens con
zoo vurig als opregt was, íterk genoeg ter zijner
verbetering gewerkt hebben. Dan, hi openbaarde
zijn mistrouwen in het aangezigt van het geheele
volk, dar, uit hoofde van deszelfs ruwe geaarde
heid, die heimelijke ftraf misfchien niet eens zou
de opgemerkt hebben, en waarvoor het tevens,
uit aanmerking van zijne fterke neiging tot onge=
loof , zeer gevaarlijk had kunnen werden, wanneer
dit mistrouwen zonder eenige, aan hetzelve (aan
het volk } in het oog vallende „ firaf gebleven ware,
Een dergelijk voorbeeld hebben wij aan DAVID.
Tot de ftellige ftraffen van cop, waarvan ons
de Heilige Schrift voorbeelden oplevert, behoo-
ren ook nog die, welke hij door Mozes aan de
Israëliten voorfchreef , zoo ais het fteenigen der
wederfpannige kinderen, enz. — Schoon nu wel
deze foort van tijdelijke belooningen en ftraffen
thans niet meer zoo uitdrukkelijk, als onder de
Joodfche bedeeling, door cop worden aangekon=
digd , lijdt het toch geenen twijfel, dat de men-
fchen dezelve van cops onveranderlijke wijsheid
en goedheid, ten alten tijde, te wachten hebben;
en hetis dit denkbeeld, het welke nog altoos voor
dezulken, waarop noch de eeuwige, noch ook
de tijdelijke natuurlijke gevolgen hunner neigin-
gen en daden, krachtig genoeg werken, de
Îlerkfte drijfveer is ter vervulling hunner plig-
ten 3
? |
