| Full text |
gangeprezen en ontwikkeld. Li?
„, mijn oude kamizool mag geven, om zich te
5, verwarmen.”
6. … Zeker Schoolleeraar had zijnen leerlingen
„, verboden, om in de fchool overluid te fpre«
„, ken. FRANS, dit een zijner makkers hooren-
„, de verhalen, zeide: nu zal ik het evenwel
gyadoen ores, meer vreesachtig, vroeg: wij
„, zullen er immers geene ftraf voor krijgen ?
… Doch karer fprak: ik moet dit bevel trach-
„, ten te Onthouden, anders liep ik ligtelijk ge=
vaar, om in de fchool overluid te fpreken ,
‚en zoude mijnen meéster daardoor misha«
seen.
Ten derde. Wanneer uwe fcholieren de gee
fchiedenis begrijpen , en er hun gevoelen over
gezegd hebben, dan moet gij dezelve tot uw
oogmerk aanwenden , dat wil zeggen:
a. Gij moet hen oplettend maken op het leer=
rijke, dat daarin vervat is, en inzonderheid hen
zoo leiden, dat zij dit zelven opmerken en aan
u opgeven. Dit kan door vragen gefchieden.
Bij voorbeeld: Frans! wat kunt gijj nu uit dit
geval leeren? Ligt er ook iets navolgenswaar-
digs in opgefloten? En wat is dat? Hebt gi
er ook iets in ontdekt, waarvoor gij u wachten
moet? En waar is dit in gelegen?
b. Moet gij hun doen zien, wanneer en hoe
zij het voergeftelde goede voorbeeld kunnen op-
volgen 5 in welke gevallen de herinnering aan
hetzelve hun van bijzonder nut kan zijn, en
waarvoor zij zich moeten in acht nemen, ten
einde de kwade voorbeelden te fchuwen.
c. Moet gij door de opgave der goede en kwa-
de gevolgen, die in de gefchiedenis zelve voor-
komen, of deor andere beweegredenen, in de
H 3 hare
e
? |
