| Full text |
en de opvoeding der jeugde 5
nen buurman alles beter gelukt dan hem, zoo
rijst, doorgaans , in hem het ongegronde denkbeeld.
op , dat er wat kwaads moet achterfchuilen; want
veelal zijn domheid en bijgeloof: getrouwe gezel-
linnen. Het bijgeloof maakt, dat het hem nu
nog hoe danger hoe flechter gaat. Bij voorbeeld:
menig ftuks vee, dat dikwijls zeer gemakkelijk
te redden was , ziet hij ten grave flepen, omdat
hij het voor betooverd hield, en de eigenlijke
middelen tot herftel niet beproefde. Eindelijk
flaat hij tot ongeduld, moedeloosheid en traag=
heid over, verliest zijn vertrouwen op Go, ja
mort zelfs, fomtijds , tegen deszelfs wijs beftuur ,
omdat zijne zaken, bij al zijn wroeten en zZweeten „
fteeds-meer en meer achterwaarts gaan. Te regt
zegt hierom de wijze Konings: de ziel, zonder
swetenfchap, is niet goed, en die met de voeten
haastig is, zondigt. De dwaasheid des menfchen
zal zijnen weg verkeeren, en zijn hart zal zich
tegen den Heere vergrammen (*), Niet zelden
geeft hij zich , daarenboven, aan een ongebonden
en ondeugend gedrag over; neemt dikwijls,
om, zoo als men dit noemt, zijn verdriet te
verzetten, eerst tot den drank zijne toevlugt,
en nu volgt de eene ondeugd op de andere,
Hoe fchadelijk , voorts, de onkunde van een
enkeld mensch voor de maatfchappij zij, leert
ons al wederom de ondervinding, getijk ook een
weinig nadenkens ons daarvan moet overtuigen.
oe veel lijdt niet; bij voorbeeld , eene Gee
meente, die der zorge van eenen dommen en
onkundigen Schoolleeraar is toevertrouwd! Be-
derft iemand, die van zijner handen arbeid
jes
C*) Spreuken XIX: zeen 3.
À 3
? |
