| Full text |
an denkbeelden, enZe zj
Dikwijls brengen wij ons de algemeene kens
merken van onderfcheidene voorwerpen alleen voor
den geest, en dan hebben wij van dezelven een
laemeen den Ea Wanneer gij , derhalve , alleen
LET aai dâ iTgene „ War alle fet napen hoeden,
enz, met elkander gemeen hebben, dan hebt gij
van een fchaap en eenen «hoed een a/gemeen s
doch wanneer gij aan eén enkeld ding, bij voor.
beeld, aan eenen hoed, in het bijzonder denkt,
dan hebt gij daarvan een afzonderlijk denke
beeld, — Waurieer wij ons eené zaak zoodanig
voorftellen, als zij met der daad is, of haar die
kenmerken of eigenfchappen toel (chrijven , welke
zij bezit, dan hebben wij van dezelve een guest?
doch een verkeerd denkbeeld, wanneer wij haar
van den tegenovergeftelden kant befchouwen, of
kenmerken aan baar ontdekken , welke aan dee
zelve niet eigenaardig zijn. Wanneer gi ü dus
de gehoorzaamheid en Arae voorftelt als
prijzenswaardig en nuttig, dan hebt gij daarvan
in zoo verre een juist EE “ maâr, indien gij
u verbeeldet, dat deze beide hoedanigheden vers
achtelijk of 'fehadelijk waren ; dan zoudt gij ú
van hin zelve een valsch denkbeeld wormen.
Verders wanneer wij ons een voorwerp Zoo
volkomen kunnen voorftellen , of hetzelve zoo
van nabij kennen, dat wij hef van andete, zelfs
gelijkaar dige „ dingen kunnen onderfcheiden , dan
hebben Wij daarvan een K/aar: doch, het voors
werp niet zoo goed kennende, een duister denks
beeld. Het laatfte nu heeft plaats, wanneer mens
b. v‚ de letter € niet van andere foortgelijke letters ;
of den Perenboom niet van andere boomen weet
te onderfcheiden. Wil men het duistere denkbeeld
df zake ie dan is het noodig, daf
‚De C men
ers
tn
5 DE nee
? |
