| Full text |
76 Algemeene regels, om de jeugn
duidelijk ontwikkelde Hij de reden, waarom cop
ook onverbeterlijke zondaren onder de regtvaar-
digen toelaat, en hoe Hij omtrent beiden zal
handelen aan het einde der wereld, door de trcf-
fende gelijkenis van den zaadzaaijer (*); — de
oorzaak, waarom goede lesfen niet bij eenen ie=
der even veel vrucht voortbrengen, door die
van den zaaier ,* wiens zaad in eenen geheel
verfchillenden grond viel (+); — het nut en
de eigenfchappen van een goed gebed, door de
gelijkenis van eenen zoon, die zijnen vader om
brood bad ($); — door die van den Pharifeeuw
en Tollenaar (4); — door den vriend, die des
nachts bij zijnen vriend kwam (**); — en ein-
delijk door die der weduwe , welke bij haar aan-
zoek bij den regter niet los liet ({f). « « « «
Wanneer gij u echter van de opgegevene, of
andere gelijkenisfen, in de Evangelifche verha=
len voorkomende, bedient, moet gij uwen leer-
lingen daarbij wel uitdrukkelijk herinneren, dat
zij geliijkenisfen zin, waarvan onze Zaligmaker,
gedurende zijne weldadige omwandeling op aare
de , zich zelf bediend heeft.
Hoe nuttig en aanbevelend het gebruik van
gelijkenisfen ook zij, kan en moet-men, zich ook
dikwijls, overeenkomftig den opgegeven regel,
ter opheldering eener zaak, van tegenftellingen
bedienen. Dit deed ook menigmaal onze Za-
lige
(*) Dezelve is te vinden bij Mattheus Hoofdft. XIIl.
GT) — Kit.
(8) mm mes Lukas Hoofdtt. Xl.
CH) XVIII.
C Xe
{
? |
