| Full text |
46 Algemeene regels, om de jeugd
e J Led
22
9)
22
27
55
32
29
92
23
$
22
92
3
27
99
3)
92
23
99
9)
22
9)
53
2
92
29
25
93
92
dat u den anderen dag zou gebrägt worde
Wat dacht gij toen? Meendet gij, dat het
niet zoo was? Wat dan? Gij hieldt dus het
verhaal uws vaders voor waárheid 2? Maar weet
gij nu ook , hoe men het met één woord
noemt, wanneer men iets voor volkomen waar=
achtig houdt, alleen omdat het ens door een
ander gezegd is? — Wel gezegd: men noemt
dit gelooven, Maar zeg mij nu, wat doet uwe
ziel, wanneer gij gelooft? Wat noemt men
dus gelooven 2 °°
Ke
Wat men door HOPEN verfta.
»s Heeft uw vader, of uwe moeder, u wel
eens iets goeds beloofd, wanneer gij vlütig
waart? Kunt gij u nog herinneren, wat het
was 2 Zoo! een nieuwe hoed, dien uw vader
u uit de ftad wilde medebrengen. Waart gij
hierover bedroefd of vrolijk? Waarover waart
gij dan blijde? Wenschtet gij naar den hoed?
Waart gij daarom ook ijveriger bij uwen are
beid? Gij verlangdet dus, om den hoed te
hebben 5 want het is verlangen , wanneer men
naar iets wenscht, en moeite doet, om het
te verkrijgen. Twijfeldet gij er aan, dat uw
vader u den hoed zou geven? Dus verwachtet
gij dien zeker? Gij bezat, derhalve , een vast
vertrouwen, dat hij u den hoed zou fchenken,
Zeg mij nu, wat ontwaardet gij in uwe ziel,
toen uw vader u den hoed beloofde? — Zeer
wel geantwoord: gij verheugdet er u over,
verlangdet naar den hoed, en hadt een vast
s) VIe
? |
