| Full text |
der fcholieren kennen , ENZ. 141
Bij kinderen van eene vriendelijke en aanvale
lige scaardheid moet gij deze gefteldheid var
hart trachten te bewaren , doch tevens door
goede en gepaste vermaningen verhoeden, dat
zij geene huichelaars w orden , waarvoor zulk
foort van kinderen ligtelijk gev vaar loopt. Stelt
de zoodanigen, zoo dkwijls gij iets dergelijks
in hen befpeurt , ha hatelijke en verachtelijke
der geveinsdheid voor oogen , en leert hens
vriendelijkheid met opregtheid en braafheid te
vereenigen. — Den zoodanigen , echter ‚di®
fluursch en knorrig van aard zijn , moet gedurig
ter hunner verbetering worden onder het 005
gebragt „ hoe hen zulk een gedrag in anderen
zoude behagen; hoe afkeerig zij daar rdoor dezen
van hen maken; hoe veel ‘verdriets en nadeels
zij zich zelven er door op den hals halen; hoe
geheel ftrijdig het is met de liefde tot den naas-
ten, en hoe mishagelijk aan cop zelven.
Jezit een kind goede vatbaarheden , dan moet
gi zorgen, dat het niet te veel geholpen , of
alles voor hem zeer gemakkelijk gemaakt worde;
vermits zijne vatbaarheid, bij mangel aan werke
zaamheid, anders ligtelijk gevaar loopt, om
niet alleen niet toe te nemen , maar zelfs om
te verminderen. — fs een kind echter met #42»
der vatbaarheid bedeeld , dan moet men hem zij:
nen arbeid gemakkelijker maken, en daartog
meerder helper : want hoe minder vatbaarheid
iemand bezit, hoe moeijelijker hem alles zal val-
len, en hoe ligter hij daardoor tot moedeloos»
heid en trafgheid zat overflaan. Maakt, derhel.
en voor een kind het werk zoo gemakkelijk ,
dat het zijne krachten flechts matig behoeve in
te pannen; doch laat ook zoo veel voor heun
zele
? |
