| Full text |
gânzebrezen en ontwikkelde 213
Ö £
„ ders maar wij zullen hem hier in dit diepe
|
, hol werpen, en van honger laten omkomene
9, Hierop zullen wij zijnen hoed en ftok naar
„> huis doen brengen, en aan zijnen vader jaten
„> vragen, of dezen, die door ons bij gindíche
>, brug in het water gevonden werden, niet de
‚, hoed en ftok van karer zijn ? Deze raad geviel
», uwen overige broederen, en men wierp u nu
„> dadelijk in het diepe hol, zettede zich rondom
„> hetzelve neder, was vrolijk , en hield eenen
„> fmakelijken maaltijd. =— Hoe zoude u nu dit
>, gedrag uwer broederen aanftaan? Handelden
» Jozers broeders niet op gelijke wijze? Hoe
> befchouwt gij nu deze daad? Wat is daarin
» inzonderheid affchuwelijk? Wat nog al meer?
„ Hoedanig was dan de gefteldheid van hart bij
„> hen» die tot zulk eene daad belluiten kone
„> den? Welke ongeregelde neiging ontwaart gij
„> inzonderheid hierin? Wat was dan de oore
zaak van dezen diep gewortelden haat tegen
32
», JozrF? Zij misgunden hem dus den veelvere
»> wigen rok, en den voorrang, dien hij, bo=
> ven hen, bij zijnen vader, bezat. Waungunst
»» en nijd, derhalve, waren de rampzalige bron-
„> nen van hunnen haat, en deze was het, die
„, hen, in hunne toomelooze woede, tot de af-
s fchuwelijkfte daad vervoerde. Ziet gij nu wel,
9 KAREL! hoe gevaarlijk deze neigingen zijns
>» en boe heilloos de gevolgen, welke zij kune
„, nen naar zich flepen ? ”
Ondertusfchen zal het dikwijls plaats hebben;
dat uwe fcholieren, uit onkunde, vooroordeel
ef overijling , een verkeerd oordeel over de hun
verhaalde gefchiedenis vellen; doch in dit geval
hebt gij eene goede gelegenheid, om hunne one
H kute
En
? |
