| Full text |
’ Plisten eens Schoolleeraars;
& 8 3
pen Onderwijzer doet fteeds een vlijtig ondere
zoek naar het gedrag der hem toebetrouwde
jeugd, en denkt, bij de ondervinding, dat zijne
onderrigting niet wordt opgevolgd, bij. zich zele
ven: ;, de kinderen hebben mij, of nog niet
gemoeg begrepen, of ik heb hun mijne lesfen
33 Á ; ten
niet behoorlijk op het hart gedrukt, of zj
92 : ..
„‚ herinneren zich niet ten gepasten tijde mij
2, ne lesfen , of, eindelijk, zij werkeeren in
z» flecht gezelfchap.” Hij tracht vervolgens de
ware oorzaken van hun verkeerd gedrag op te
fporen, en deze, zoo veel in hem is, weg te
nemen. « . « Eindelijk draagt hij zorg, dat bij
de openbare godsdienstoefening, en gedurende
het godsdienftige onderwijs, de zoo zeer beta=
mende orde en ftilte door zijne fcholieren wor-
den in acht genomen, en zij aan deze zaken die
aandacht hechten, welke zij, uit hoofde van der-
zelver gewigt en aanbelang , zoo zeer verdienen.
a. Met opzigt tot het fchoolvertrek, moet gis
zoo: veel mogelijk „ voor eene goede inrigting
zorgen. Hetzelve moet op eene ftille plaats zijn
opdat de kinderen, door het rumoer van bui-
ten, in hunne aandacht niet geftoord worden.
Ook moet het niet te hoog boven den grond
wezen, ‘ten einde zij; door het klimmen langs
hooge, en dikwijls flechte, trappen, geen gevaar
loopen, om fomtijds hunne gezonde leden te ver-
minken; noch ook te laag liggen, zoo dat bij
regenachtig weder de vloer altijd wochtig is,
hetgene voor de gezondheid der kinderen en den
Schoolleeraar niet dan nadeelig. zijn kan.
Voorts moet het fchoolvertrek ruim , hoog
van verdieping, en-van genoegzaam licht voors
zien zijn, Het gepakt op elkander zitten is voor
de
? |
