3.3 De oefenbibliotheek Het ideale leermiddel is de laboratoriumkollektie bibliografieën die geheel ter beschikking staat van het onderwijs in een eigen, altijd beschik- bare ruimte waar alle lessen gegeven kunnen worden en de meeste praktika gehouden. De kollektie moet model kunnen staan voor een bibliografisch handapparaat zoals dat in bibliotheken ten dienste staat van kollektie- vorming, katalogisering, postleenverkeer en inlichtingenwerk. Praktika kunnen nu binnen de gewone lesuren worden gehouden. Op- drachten kunnen zo worden geprefabriceerd dat precies de gewenste leer- ervaringen worden opgedaan. Door het instellen van een tijdslimiet voor opdrachten kunnen studenten onderling hun vaardigheid vergelijken, en zo veel oefenen tot zij binnen de tijd kunnen blijven. Met behulp van zo’n laboratoriumkollektie kan simulatie van de beroepspraktijk worden bereikt. De belangrijkste lesdoelstelling : vaardigheid in het omgaan met bibliografisch materiaal, kan nu ook daadwerkelijk getoetst worden door middel van een ten tarnen-praktikum. Vaardigheden als het snel herkennen van de inrichting van een bron, het snel en logisch een vraag kunnen analyseren kan men onmogelijk op een andere wijze toetsen. 3.4 Geavanceerde leermiddelen Een speurtocht in de literatuur naar alternatieve leermiddelen levert teleurstellend weinig op. In de Verenigde Staten heeft men hier en daar wel de computer in- geschakeld. Met Computer-Assisted-Instruction programma’s kunnen in- lichtingen-situaties worden gesimuleerd. De computer is bv. de bezoeker, en de student de bibliothekaris. Toepassingen van audiovisuele media ontbreken vrijwel geheel. Of men moet de transparanten van titel- en tekstbladen die men soms in Engeland gebruikt eronder rekenen. Filmpjes en dia-series betreffende naslagwerken zijn er alleen ten behoeven van bibliotheekinstruktie aan scholieren en studenten. Ze gaan over het gebruik van de Readers guide to periodical literature, over de Science Citation Index e.d. Dan is er wel enig filmmateriaal over naslagwerken in het algemeen, waar naast woor- denboeken, encyclopedieën en atlassen ook (oppervlakkig) bibliografieën aan de orde komen. Wil de Nederlandse docent audiovisuele media inschakelen, dan zal hij dus zelf de software moeten maken. 20 / Bibliotheekgids — Jg. 53 — Nr. 1 — 1977