en hadden enkel. ééne begeerte, één belang, ééne tafel. Alles was tusschen haer gemeen. Én wanneer eene oude vlam , krachtiger dan die der vriendschap, in hare ziel ontwaekte, dan voerde eene zuivere, door kuische zeden ondersteunde, godsdienst haer tot een ander leven op, gelyk de vlam, die ten hemel stygt, wanneer zy op aerde geen voedsel meer vindt. De pligten der natuer vergrootten het geluk harer zamenwooning, Hare wederzydsche vriendschap ver- dubbelde, by de beschouwing harer kinderen, die vruchten eener even ongelukkige liefde. Zy schiepen hun genoegen, in dezen te zamen in een bad te stellen, en in eene wieg te leggen. Somwylen ver- wisselden zy hunne melk. « Vriendin, zeide me- vrouw Delatour, ieder onzer zal twee kinderen, en onze kinderen zullen ieder twee moeders hebben, » Gelyk twee botten, op twee gelyksoortige boomen blyvende, wier takken de storm verbryzelde , zoeter vruchten voortbrengen , als elk harer, van den moe- derstam afgescheurd, op den naest byzynden stam is geönt; zoo vervulde zich ’t harte dezer twee kin- derkens, van al hunne nabestaenden beroofd, met teederer gewaerwordingen, dan die van zoon en dochter, van broeder en zuster, wanneer zy verwis- seld werden aen de boezems der twee vriendinnen, die ze ter wereld gebragt hadden. Reeds by hun wiegje spraken hunne moeders van hunne echt; en dit vooruitzicht van huwelykszaligheid, waermede zy haer