Nu dwaal ik zonder centen, We zijn ook in de jonge Lente! — Alleen langsheen de grote straten, M’n portemonnaie is gans verlaten, Gelijk de schatkist van de edele Staten Op verkiezingenplakkaten. Terwijl ik zó langs de straten dwaal, Heb ik m’n heel kapitaal, — Ach, welk cen pret IN In de hemelse dauw gezet | En hoop dat hij, in de jonge Lente, Me bezorgen mag talrijke renten, Zwaar door de grote persenten.