Robert J.H. Gabriel, Hoe staat het met de Nederlandse bibliotheekterminologie ? (1 ) Het bibliotheekwezen evolueert de laatste tijd duizelingwekkend snel. De bibliotheek- gebruiker wordt minder en minder een "lezer" en eist al maar vlugger en nauwkeuriger informatie. De apparatuur voor gegevensverwerking en -transmissie, die ook al maar vlugger en nauwkeuriger werkt, kan hem die theoretisch bezorgen zodat alles in orde lijkt. Theoretisch, maar praktisch nog niet : bibliothecarissen, bijgestaan door informatici, zullen nog veel en lang moeten overleggen en ruziën over wat en hoe, vooraleer akkoord te geraken. In Nederland en Vlaanderen kan het zelfs nog wat langer duren dan in het buitenland en wel om terminologische redenen. Het is onmogelijk over een bepaald begrip vruchtbaar te praten, te discussiëren als het niet scherp gedefinieerd is, als het geen naam draagt waarmee het van alle andere begrippen kan onderscheiden worden. Meer zelfs : het is praktisch onmogelijk zuiver te denken als men zijn gedachten niet kan uitdrukken in duidelijke, niet mis te verstane woorden. De evolutie van de informatieverstrekking vereist een herdenken van het hele bibliotheek- wezen, waarbij men namen nodig heeft voor nieuwe begrippen, en ook wel voor tot nu toe naamloos gebleven oudere begrippen. Wie nu mocht denken dat die begrippen niet zo talrijk zijn, vergist zich. Bibliothecarissen en informatici scheppen samen bijna voortdurend nieuwe begrippen, of juister : ze wijzigen begrippen uit hun beider vakken, ze vormen ze om, ze passen ze aan een gecomputeriseerde bibliotheek aan, waarbij ze de betekenis van bestaande benamingen verruimen, verengen, verschuiven, en daarna die benamingen gebruiken in discussies en rapporten, vaak zonder een gebenedijd woord uitleg. Nu is het zeker niet verstandig termen te gebruiken zonder ze te verklaren, maar wie dat bij ons wel wil doen, staat voor een nagenoeg onoplosbaar probleem : welke termen moet hij verklaren en welke niet ? Dat wil zeggen, voor de verklaring van welke termen kan hij stilzwijgend verwijzen naar een Nederlands vakwoordenboek ? Welk Nederlands woordenboek voor boek en bibliotheek legt uit welk verschil er is tussen reeksen, reekswerken, vervolgen en vervolgwerken ? Alle termen "definiëren” met hetzelfde u.d.c.-nummer : (089), is geen "uitleg” en daarbij nog fout ook. Welk Nederlands woorden- boek vermeldt zelfs maar dagelijkse woorden als bestaansjaar, dektitel, kaderwerk, verdubbeling ? Dat ze wel in een of andere handleiding staan, is geen oplossing. Wij hebben één woordenboek nodig waarin ze allemaal staan met nauwkeurige definities. Een ander probleem is het vinden van de gangbare naam van een welbepaald begrip. Welk Nederlands woordenboek geeft de gangbare naam van het begrip : "titels van gelijknamige tijdschriften (of gelijktitelige ?), derwijze aangepast (door de hoofdtitel aan te vullen met de ondertitel, de plaats van uitgave of een ander element) zodat men die tijdschriften overal en altijd uit elkaar zal kennen" ? Of het begrip : "alle procédés samen om een getypte tekst netjes op een kantoor te verveelvoudigen” ? (Voor een drukker maken die procédés niet één begrip uit omdat een drukker ze te verschillend vindt ; voor een bibliothecaris, die ze vanuit een andere hoek bekijkt, wel). Nu staan er wel ergens namen van die begrippen vermeld, maar stencil, hectografie, offset, oe men ze ook noemt, zijn niet geschikt voor al die procédés samen, en kitaaitel is (1) Met toestemming van de redactie overgenomen uit 'Open', jg. 7, nr. 4, april 1975, blz. 189-191. K 32 / Bibliotheekgids — Jg. 51 — Nr. 1 — 1975