An ENERDN inialaniansan Auf Grund des § 7 der Verordnung des Herrn Generalgou- verneurs vom 19. Juli 1917 über Vermahlung und Beförderung von Brotgetreide gebe ich noch folgende Vorschriften für die Mühlen bekannt: 1. Zur Verarbeitung von Getreide zu Mehl und zur Ausbeute- lung des Mehles sind nur die hauptgewerblichen Mühlen und diejenigen nebengewerblichen Mühlen berechtigt, die hierzu von der Provinzial Ernte Kommission die Genehmi¬ gung eingeholt und erhalten haben. Mühlen,die für das Comité National arbeiten, dürfen nicht zu¬ gleich auch für andere Auftraggeber mahlen oder schroten. Neue Mühlen dürfen ohne Genehmigung der Provinzial Ernte Kommission nicht in Betrieb gesetzt werden. 2. Die Müller dürfen keinerlei Brotgetreide vermahlen, das nicht von einem der vorgeschriebenen Geleitscheine des Bür- germeisters begleitet ist. Die Geleitscheine bestehen aus zwei Teilen, einem Getreide- und einem Mehlgeleitschein. Die Gefreidegeleitscheine sind von dem Müller fortlaufend zu nummerieren und übersichtlich nach Arten geordnet aufzu¬ heben, nachdem sie der Müller durch das auffallend sichtbar eingetragene Wort: „erledigf“ ungültig gemacht hat. Die Mehlgeleitscheine sind durch den Müller bei Ausgang des gemahlenen Getreides dem Landwirt wieder mitzugeben. Das Datum des Ausganges, sowie das wirklich ausgehende Mehl¬ gewicht ist durch den Müller auszufüllen, der diese Angaben durch seine Unterschrift beglaubigen muss. 3. Die Müller sind gehalten ein Mahlbuch zu führen, das ihnen zum Selbstkostenpreis von der Provinzial Ernte Kommission durch Vermittlung des Bürgermeisters geliefert wird. Die Eintragungen in das Mahlbuch sind jedesmal sofort bei Ein¬ gang des Getreides und bei Ausgang des Mehles zu machen. Die Müller dürfen kein Getreide oder Mehl als Mahllohn zurückhalten, sondern haben sich den Mahllohn in Geld vergüten zu lassen. 5. In der Verordnung vom 19. Juli 1917 hat der Herr General- gouverneur den Ausmahlungsgrad auf 97% festgesetzt. Es dürfen also aus 100 Teilen Getreide nur 97 Teile Mehl gewon- nen werden. Dieser Ausmahlungsgrad muss auch bei den eingebrachten Sendungen Selbstversorgerkorn genau einge- halten werden. 6. Die Verluste durch Mahlschwund dürfen bei Herstellung von Brotmehl 2% nicht überschreiten. Der Müller ist jedoch nicht berechtigt 2% zurückzuhalten, falls der Mahlschwund weni¬ ger betragen sollte. 7. Falls die Müller selbst Brotgetreide gewonnen haben, so müssen sie dieses Getreide an einem anderen Ort, als in der Mühle selbst unterbringen. Sie müssen sich zum Mahlen dieses selbst gewonnenen Getreides ebenfalls einen Geleit- schein auf dem Bürgermeisteramt holen und die Eintragungen in das Mahlbuch machen, auch wenn das Getreide in der eigenen Mühle gemahlen wird. Sie dürfen auch nicht das aus eigenem Getreide hergestellte Mehl gegen zum Mahlen ge- brachtes Getreide der Landwirte umtauschen. 8. In jeder Mühle hat die vorliegende Mühlen-Ordnung an sichtbarer Stelle auszuhängen. 9. Wer diesen Bestimmungen zuwiderhandelt, wird gemäss § 8 der Verordnung des Herrn Generalgouverneurs über Ver- mahlung und Beförderung von Brotgetreide vom 19. Juli 1917 mit Gefängnis bis zu 5 Jahren oder mit Geldstrafe bis zu 20.000 Mark bestraft. Auch kann auf Geldstrafe neben der Gefängnisstrafe erkannt werden. Ausserdem wird bei den verheimlichten, verbotswidrig benutzten oder feilgehaltenen Mahlvorrichtungen, ebenso wie bei allen verbotswidrig gemah¬ lenen Vorräten auf Einziehung erkannt werden. Zuständig sind die deutschen Militär-Befehlshaber und Militärgerichte. Antwerpen, den 30. August 1917. Der Vorsitzende der Provinzial Ernte Kommission Antwerpen I. V RODEWALD. 0 In aansluiting met Art. 7 der Verordening van den Heer Generaalgoeverneur van 19 Juli 1917 over het malen en ver- voeren van graan, maak ik nog de volgende voorschriften nopens molens bekend : 1. Tot het verwerken van graan tot meel of bloem zijn alleen gerechtigd, zulke molens welke uit hoofdbedrijf malen, ook diegene welke uit nevenbedrijf malen en bij de Provinzial Ernte Kommission daarvoor de toelating aangevraagd en verkregen hebben. Molens die voor het Nationaal Komiteit werken, mogen niet ter¬ zelfdertijd voor andere belanghebbenden malen of vergruizen. Nieuwe molens mogen zonder goedkeuring der Provinzial Ernte Kommission niet in werking gesteld worden. 2. De maalders mogen geenerlei graan malen dat niet van een der voorgeschrevene geleidebrieven des burgemeesters ver- gezeld is. Die geleidebrieven bestaan uit twee deelen, name- lijk uit eenen graan- en eenen meelgeleidebrief. De graan- geleidebrieven moeten door den maalder voortloopend genummerd worden en overzichtelijk volgens hunnen aard gerangschikt bewaard blijven, nadat hij deze door het in het oog vallend geschreven woord: „afgedaan" ongeldig gemaakt heeft. De meelgeleidebrieven moeten door den maalder bij afvoeren van ’t gemalen graan aan den landbouwer terugge¬ geven worden. De datum der aflevering evenals het werkelijk afgeleverde gewicht zullen ingevuld worden door den maal- der, die deze aangiften moet bevestigen door zijn handteeken. 3. De maalders zijn verplicht een maalboek te houden, hetwelk hun tegen inkoopprijs door de Provinzial Ernte Kommission en bij bemiddeling des burgemeesters geleverd wordt. De op- schrijvingen in het maalboek moeten onmiddellijk bij elke in- levering van graan en bij aflevering van meel gedaan worden. 4. De maalders mogen geen graan of meel als maalloon achterhouden, maar moeten zich het maalloon in geld laten uitbetalen. In de Verordening van den 19e» Juli 1917 heeft de Heer 5. Generaalgoeverneur den vermaalgraad op 97% bepaald. Er mogen dus op 100 deelen graan maar 97 deelen meel ge¬ wonnen worden. Deze vermaalgraad moet ook bij de inge- leverde zendingen zelfverzorgingsgraan (graan voor eigen gebruik) stipt in acht genomen worden. 6. De verliezen bij ’t malen mogen 2% niet overschrijden. De maalder is echter niet gerechtigd 2% af te houden, indien het maalverlies minder bedraagt. 7. Ingeval de maalders zelf broodgraan gewonnen hebben, zoo moeten zij dit graan in eene andere plaats dan in den molen stapelen. Ook zij moeten, om dit zelf gewonnen graan te malen, eveneens eenen geleidebrief op het ge meentehuis halen, en dit in het maalboek vermelden, zelfs dan als het koren in zijnen eigen molen gemalen wordt. Ook mogen de maalders het uit eigen graan verkregen meel niet uitwisselen tegen graan dat door de landbou¬ wers gebracht wordt om te laten malen. 8. In iederen molen moeten de tegenwoordige maalvoor- schriften op zichtbare wijze aangeplakt worden. 9. Wie deze bepalingen overtreedt, wordt volgens § 8 der Verordening van den Heer Generaalgoeverneur over het malen en vervoeren van graan van 19 Juli 1917 met ten hoogste 5 jaar gevangenis of met ten hoogste 20.000 Mark boete gestraft. Ook kan boete en gevangenis tegelijk worden uitgesproken. Bij verheling en ongeoorloofde be- nuttiging of tekoopstelling van maaltoestellen, evenals bij het ongeoorloofd malen van graan wordt bovendien ver- beurdverklaring uitgesproken. Bevoegd zijn de Duitsche krijgsbevelhebbers en krijgsrechtbanken. Antwerpen, den 30 Augustus 1917. De Voorzitter der Provinzial Ernte Kommission Antwerpen I. V RODEWALD. Form. 1021.