| Full text |
trossen van witte bloemen , even als de kristallen
sieraden van een luister, afhangen; de persische se-
ringa, die zyne appelbloesem-kleurige armen steil
ten hemel heft en de papaijeboom , wiens takkelooze
stam, van gedaente als een ryzende zuil van groene
meloenen, op eene kroon van breede bladeren,
gelyk aen die van den vygeboom, pronkt.
Ook plantte hy de zaedjes en pitten van badiaen-
mongos-advocaetpeer en goijavisboomen, van de
joacapalm en schoone bergroos. Het grootste gedeelte
dezer planten beloonde reeds den jongen zaeijer met
lommer en vruchten. Zyne arbeidzame handen had-
den de vruchtbaerheid tot in de dorste plaetsen doen
ontluiken. Onderscheidene soorten van aloëplanten ,
de indiaensche vygplant, vol gele bloemen, met
lange roode stippen, en de stekelige cereus verhieven
zich op de zwarte kruinen der rotsen, en schenen
de lange lianen te willen bereiken, die, voorzien
van blauwe of scharlaken-roode bloemen, hier en
daer langs de steilten der bergen hingen.
Hy had de gewassen derwyze geplant, dat men ze
alle met éénen opslag van ’t oog. konde zien. In het
midden der rondte, plantte hy de weinig verhevene
kruiden , dan-het heestergewas, vervolgens het mid-
delmatige geboomte, en eindelyk de hooge stammen,
die alles omringden : dusdanig dat deze ruime vlakte
zich uit haer middenpunt als een ronde schouwburg
van groente, vruchten en bloemen, vertoonde, die
tevens moeskruiden, kampen, weiland, koorn en
? |
