ititkkiiiin ET Der nachstehende Auszug aus der Verord¬ nung über die Aenderung des Gesetzes vom dening van 14 Juli 1917, tot wijziging van de betreffend, vom 14. Juli 1917 wird hiermit op de tabak, wor't hierbij ter algemeene zur öffentlichen K nntais gebracht. Brüssel, den 14. Juli 1917. Die Finanzabteilung bei dem Generalgouverneur in Belgien. POCHHAMMER. Auszug Gesetzes vom 17. April 1896, die Besteue- rung des Tabaks betreffend, vom 14. Juli 1917. Anmeldung der Tabakpflanzungen. Artikel 6. Jeder Inhaber eines mit Tabak bepflanzten Grundstückes (Tabak- pflanzer), auch wenn er den Tabak gegen einen bestimmten Anteil oder unter soastigen Bedingungen durch einen anderen anpflanzen oder behandeln lässt, ist verpflichtet, der Gemeindebehörde, in deren Bezirk das Grundstück liegt, bis zum Ablaufe des 25. Juli die bepflanzten Grundstücke einzeln nach ihrer Lage und Grösse sowie die Zahl der darauf befindlichen Tabakpflanzen genau und wahrhaft schriftlich anzumelden. Inbetreff der erst nach dem 25. Juli bepflanzten Grundstücke muss die zung bewirkt werden. Die Gemeindebehörde ist verpflichtet, die bei ihr eingegangenen meldungen alsbald der zuständigen Steuerbehörde zuzustellen. Strafbestimmungen, Begriff der Abgabehinterziehung. Artikel 24. Wer es unternimmt, die nach dieser Verordnung von dem im Inland zeugten Tabak zu entrichtende Verbrauchsabgabe vorzuenthalten, cht sich der Hinterziehung schuldig. Der Hinterziehung macht sich insbesondere schuldig : 1. lwer es unterlässt, die im Art. 6 vorgeschriebene Anmeldung hinsichtlich aller oder einzelner mit Tabak bepflanzter Gruadstücke rechtzeitig zu bewirken; 2. wer die Verpflichtung, den der Verbrauchsabgabe unter- liegenden Tabak zur amtlichen Verwiegung zu stellen, nicht erfüllt. Strafe der Hinterziehung. Artikel 26. Die Hinterziehung der Verbrauchsabgabe (Art. 24 und 25) wird mit einer Geldstrafe, welche dem zehnfachen Betrage der vorenthaltenen Abgabe gleichkommt, bestraft. Die Abgabe ist von der Strafe unabhängig zu entrichten. Wird bei Verfolgung einer Steuerhinterziehung ermittelt, dass das Grundstück, auf welchem der betreffende Tabak erzeugt worden, nicht angemeldet ist (Art. 24, Ziffer 1), so soll gegen denselben Täter die Hinterziehungsstrafe nur einmal, und zwar nach demjenigen Tatbestande, welcher die höhere Strafe nach sich zieht, festgesetzt werden. Artikel 28. Kann der Betrag der vorenthaltenen Abgabe überhaupt nicht fest- gestellt werden, so tritt statt des zehnfachen Betrages der Steuer eine Geldstrafe von fünfzig bis viertausend Franken ein. Der gleichen Geldstrafe unterliegt, wer dem im Artikel 21 ausgespro- chenen Verbote zuwiderhandelt. § 4. Artikel 1. Inländischer unverarbeiteter Tabak aus dem Erntejahr 1916 oder aus früheren Erntejahren unterliegt der Verbrauchsabgabe nach dem Satze von 90 Franken für 100 kg, auch wenn der Tabak zum häuslichen Verbrauch des Pflanzers bestimmt ist. Soweit die Verbrauchsabgabe für solchen Tabak bereits nach dem Gesetz vom 17. April 1896 eatrichtet ist, findet eine Anrechnung des entrichteten Abgabebetrages statt. Artikel 2. Wer beim Inkrafttreten dieser Verordnung Tabak der is Artikel 1 bezeichneten Art im Besitz oder Gewahrsam hat, ist verpflichtet, diesen Tabak bis zum 25. Juli 1917 bei dem zuständigen Steuereinnehmer schriftlich anzumelden und zugleich die Abgabe nach Artikel 1 zu entrichten. Artikel 4. Wer eine ihm nach Art. 2 obliegende Anmeldung unrichtig abgibt oder deren rechtzeitige Abgabe unterlässt, wird mit einer Geldstrafe bestraft, die dem zehnfachen Betrag der hierdurch hinterzogenen Ver- brauchsabgabe entspricht. Im Falle der Uaeinbringlichkeit der Geld- strafe tritt an ihre Stelle eine Gefängnisstrafe von 3 Monaten bis zu 2 Jahren. Neben der erkannten Strafe ist auf Einziehung des in Betracht kommenden Tabaks, oder falls eine solche nicht ausführbar ist, auf aamerking komende tabak of, bijaldien zulks siet uitvoerbaar is, tot Ersatz seines Wertes zu erkennen. Andere Zuwiderhandlungen gegen die Bestimmungen der Artikel 1 bis 3 oder gegen die hierzu erlassenen Ausführungsvorschriftea werden für jeden einzelnen Fall mit einer Geldstrafe von fünfzig bis zweitausend Frankes bestraft, an deren Stelle im Falle ihrer Uneinbringlichkeit eine Gefängnisstrafe von 8 Tagen bis zu 6 Monaten tritt. Kann in den Fällen des Absatzes 1 der Betrag der hinterzogenen Verbrauchsabgabe nicht festgestellt werden, so ist die Geldstrafe für voorziene gevallen niet worden vastgesteld, zoo zal de boete in elk jeden einzelnen Fall auf zweitausend Franken festzusetzen. Neben der1 afzonderlijk geval 2.000 frank bedragen. Naast de uitgesproken straf erkannten Strafe ist die Verbrauchsabgabe zu entrichten. Brüssel, den 14. Juli 1917. (Staatsdruckerei N 1069.) Der Generalgouverneur in Belgien. Freiherr VON FALKENHAUSEN, Generaloberst. Bekendmaking Het hiernavolgend uitreksel uit de Veror- 17. April 1896, die Besteuerung des Tabaks! wet van 17 April 189/6, betreffende de rechten kennis gebracht. Brussel, den 14* Juli 1917. Die Finanzabteilung bei dem Generalgouverneur in Belgien. POCHHAMMER. Uittreksel aus der Verordnung über die Aenderung desuit de Verordening tot wijziging van de wet van 17 April 1896, betreffende de rechten op de tabak, gedagteekend 14 Juli 1917. Aangifte van de tabakslanden. Artikel 6. Wie een met tabak beplant perceel grond in zijn bezit heeft (tabaks- planter), ook wanneer hij de tabak tegen een bepaald aandeel of onder andere voorwaarden door een ander laat aanplanten of verzorgen, is verplicht, ten laatste op 25 Juli, bij het gemeentebestuur op wiens gebied het perceel grond ligt, nauwkeurig en waarachtig schriftelijk aangifte te doen van de beplante perceelen grond, die daarbij afzon- derlijk, volgens ligging en grootte, evenals met het aantal tabaksplanten welke er op wassen, te vermelden zijn. Wat de eerst na 25 Juli aangeplante perceelen betreft, moet de Anmeldung spätestens am dritten Tage nach dem Begiane der Bepflan- fte ten laatste den derden dag na het begin der beplanting worden gedaan. Het gemeentebestuur is verplicht de binnengekomen aangiften onmid- dellijk aan den bevoegden accijnsdienst te doen toekomen. Strafbepalingen; betiteling der ontduiking. Artikel 24. Wie zich aan de betaling poogt te onttrekken van het bij deze Veror- dening op de inlandsche tabak vastgesteld accijnsrecht maakt zich plichtig aan ontduiking. Maakt zich inzonderheid plichtig aan ontduiking : 1) wie verzuimt bijtijds de bij artikel 6 voorziene aangifte betreffende alle of afzonderlijke met tabak beplante perceelen te doen; 2) wie zich niet kwijt van de verplichting, de tabak die aan het accijnsrecht onderworpen is, ter ambtelijke weging te brengen. Straf op de ontduiking. Artikel 26. Het ontduiken van het accijnsrecht (art. 24 en 25) wordt gestraft met een boete ten beloope van het tiendubbel bedrag der gesloken rechten. Naast de boete blijven de rechten te betalen. Wordt tijdens de vervolging van een rechtsontduiking vastgesteld dat het perceel grond, waarop de betreffende tabak verbouwd werd, siet aangegeven is (art. 24, cijfer 1), zoo zal tegen deszelfden overtreder slechts één oatduikingsstraf uitgesproken worden, en wel ingevolge de feiten waarop de hoogste straf is voorzien. Artikel 28. Kan het bedrag van den ontdoken accijns op geenerlei wijze vast- gesteld worden, zoo komt in plaats van het tienvoudig bedrag der belasting, eene boete van 50 tot 4.000 frank. Wie het verbod van artikel 21 overtreedt, wordt met dezelfde boete gestraft. § 4. Artikel 1. Inlandsche, onbewerkte tabak uit het oogstjaar 1916 of uit vroegere oogstjaren is aan het accijusrecht onderworpen op voet van 90 frank de 100 kg., ook wanneer de tabak tot het eigen verbruik van den planter bestemd is. Zoover het accijnsrecht voor dergelijke tabak reeds volgens de wet van 17 April 1896 betaald werd, wordt het betaald accijssbedrag afgerekend. Artikel 2. Wie bij het in werking treden van deze Verordening tabak van de in art. 1 bepaalde soort in bezit of in bewaring heeft, is verplicht deze tabak ten laatste op 25 Juli 1917 schriftelijk aan te geven bij den bevoegden ontvanger der accijnzen en terzelfder tijd den accijns volgens art. 1 te betalen. Artikel 4. Wie in de bij art. 2 voorziene aangifte onnauwkeurige gegevens ver¬ strekt, of wie verzuimt deze aangifte binnen den voorgeschreven termijn te doen, wordt gestraft met een boete, beloopende tienmaal het bedrag vas het daardoor ontdoken accijssrecht. Is de boete niet invorderbaar, dan wordt zij vervangen door een gevangenisstraf van 3 maanden tot 2 jaar. Naast de uitgesproken straf zal tot de verbeurdverklaring van de het betalen van de waarde er van veroordeeld worden. Andere overtredingen van de bepalingen van art. 1 tot 3 of van de daartoe uitgevaardigde uitvoeringsvoorschrifter, worden in elk afzon- derlijk geval gestraft met een boete van 50 tot 2.000 frank of, bijaldien deze niet invorderbaar is, met 8 dagen tot 6 maanden gevangenis. Kan het bedrag van het ontdoken accijnsrecht in de bij het 1e lid blijft bovendien het accijnsrecht te betalen. Brussel, den 14n Juli 1917. Der Generalgouverneur in Belgien. Freiherr VON FALKENHAUSEN, Generaloberst. AVIS L'extrait suivant de l'arrêté du 14 juil¬ let 1917 modifiant la loi du 17 avril 1896 relative au régime fiscal du tabac, est porté à la connaissance du public. Bruxelles, le 14 juillet 1917. Die Finanzabteilung bei dem Generalgouverneur in Belgien. POCHHAMMER. Extrait de l'arrêté du 14 juillet 1917 modifiant la loi du 17 avril 1896 relative au régime fiscal du tabac. Déclaration des plantations de tabae. Article 6. Tout possesseur d'une parcelle de terre plantée de tabac (planteur), même s'il fait planter ou cultiver le tabac par autrui moyeanant une part déterminée ou sous d'autres conditions, doit, avant l’expiration du 25 juillet, remettre à l'Administration de la commune sur le territoire de laquelle la parcelle est située, une déclaration écrite, précise et sincère, mentionnant séparément les parcelles plantées, avec indication de leur situation, de leur superficie et du nombre de plants de tabac qui y sont plantés. Ea ce qui concerne les plantations faites après le 25 juillet, la décla- ration doit être faite au plus tard le 3e jour après le commencement de la plantation. L'Administration communale doit immédiatement transmettre au service des accises du ressort les déclarations qu’elle a reçues. Dispositions pénales. Spécification des faits de fraude. Article 24. Quiconque entreprend d’éviter l’acquittement des droits à percevoir en vertu du présent arrêté sur le tabac récolté à l'intérieur du pays, se rend coupable de fraude. Se rend notamment coupable de fraude : 1) quiconque omet de fournir à temps la déclaration prescrite par l'article 6, pour la totalité ou une partie des parcelles plantées de tabac; 2) quiconque ne remplit pas l'obligation lui imposée de présen¬ ter au pesage officiel le tabac passible du droit d'accise. Peines applicables du chef de fraude. Article 26. Le fait de frauder les droits d'accise (art. 24 et 25) est puni d'une amende égale au décuple des droits fraudés. Indépendamment de l'amende, les droits sont exigibles. Lorsqu'une poursuite fiscale fait constater que la parcelle sur laquelle le tabac a été obtenu n’a pas été déclarée (art. 24, chiffre 1er), une seule ameade est infligée du chef de fraude au même contrevenant, mais elle est calculée d'après le fait qui entraine la peine la plus élevée. Article 28. En cas d'impossibilité absolue d'établir le montant des droits fraudés, l'amende fixée au décuple des droits est remplacée par une amende de cinquante à quatre mille francs. Quiconque enfreint l’interdiction prévue à l'article 21, encourt la même amende. § 4. Article 1er. Le tabac indigèse non fabriqué provenant de la récolte de 1916 ou de récoltes antérieures est soumis au droit d’accise d’après le taux de 90 francs les 100 kg., même si le tabac est destiné à la consommation domestique du planteur. Lorsque, pour du tabac de l'espèce, le droit d’accise a déjà été perçu conformément à la loi du 17 avril 1896, il sera tenu compte du montast payé. Article 2. Quiconque, à la date de l’entrée en vigueur du présent arrêté, possède ou tient en dépôt des tabacs visés à l'article 1er, doit, jusqu'au 25 juil¬ let 1917, en faire la déclaratios par écrit au bureau des accises du res- sort et acquitter en même temps le droit conformément à l'article 1er, Article 4. Quiconque fournit des renseigsements inexacts dass la déclaration lui incombant en vertu de l’article 2, et quiconque omet de remettre cette déclaration dans le délai prescrit, est puni d’une amende égale au décuple du droit d'accise ainsi fraudé. S'il est impossible de recouvrer l'amende, celle-ci est remplacée par un emprisonaement subsidiaire de 3 mois à 2 ans. Indépendamment de l’amende encourue, la confiscation du tabac- est prononcée et, si celle-ci ne peut avoir lieu, elle est rem- placée par le paiement de la valeur correspondante. Les autres infractions aux dispositions des articles 1° à 3, ou aux dis¬ positions réglementaires prises pour en assurer l'exécution, soat punies, dans chaque cas, d’une amende de 50 à 2000 fraacs, ou en cas d'impos¬ sibilité de recouvrer l'amende, d'un emprisonnemest subsidiaire de 8 jours à 6 mois. Lorsque, dans les cas visés au 1' alinéa, il n'est pas possible d'établir le montant du droit d'accise fraudé, l'amende doit être fixée, dans chaque cas, à 2000 francs. Indépendamment de la peine prononcée, le droit d'accise doit être acquitté. Bruxelles, le 14 juillet 1917. Der Generalgouverneur in Belgien. Freiherr VON FALKENHAUSEN, Generaloberst.