na acn [ChOOL/ Ge EN J J d kinderen dikwijls, vóór „tot Eep okee eid, en vraagt hun, bij en tijde, wat chool geleen brlijk te vert ver hunne bel ennen, Zelfs werk ftel- mogt, hete want het 3 1, om de Kin-= ar tot opmerkzaamheid en naarftig= fporen. Wanneer zij kunnen lezen Á RD La Jt Ei Bord Co Ce ws 2 zij u dikwijls, nderheid bij de lange wintere avonden ä TOOL e he EEN of ander uit een goed Ì oorlezen , en bijzon der bij-hen gandugen Ee zij u uit eene bij- rhalen, hetgene zij daar- hebben. De grooter, of tot het laat{te aanmoe- het vlijtig leeren lezen DA tegen hen Í ) 1 WW zen , dan kunt gij zen; of, leest dik- dan kunt gij ons tellen: dit hooren zinderen fcheppen len. °° — Voorts oor de kinderen hunnê R Lehrtf â sCHIäke