ci van eenige wercken die op de pers sijn ofte wie het werckt, ofte wat sy van loon doen en waere het iemants vrouw komt te ver- haelen sal het den man moeten betaelen ». De boet voor dit ver- grijp was tamelijk hoog : 24 stuivers. Zoo was het ook niet toegelaten « eenich volck op der Drucke- rye te brengen » zonder toestemming van den meester (C. art. 7. D) De gezellen waren er anders wel op gesteld om in de ij bezoekers te zien verschijnen. Dit was een gelegenheid om eenig drinkgeld te verdienen. _ De Plantijnsche werkplaatsen werden beschouwd als be- hoorende bij de groote aantrekkelijkheden van Antwerpen. Er bezocht geen vorst of ander hooggeplaatst persoon de Schelde- stad in de 16° en 17° eeuw, of hij kwam ook de beroemde aarts- drukkerij bezichtigen. De bezoeken van gewone reizigers waren ook zeer talrijk, vooral in de Antwerpsche kermisweek, die ge- woonlijk veel Hollanders aanlokte (zr). De ordonnantiën bevatten zekere regelingen, die dergelijke bezoeken betreffen. De gezel die « vremt volck leyt om te wysen achter oft voor », moest op eed verklaren hoeveel drinkgeld hij voor dit geleide ontving. Hij mocht daar drie stuivers van behou- den en het overige kwam in de gemeenschappelijke bus. Zoo hij minder opgaf dan hij werkelijk ontvangen had, kreeg hij een boet van 25 stuivers (L. art. 52). — Het gebeurde ook dat bezoekers aan een zetter of drukker vroegen om hun naam op een strookje papier gedrukt te krijgen en als herinnering mede te nemen. De meester liet dit blijkbaar toe want in de ordonnantiën wordt het geval voorzien (L. art. 46). De fooi, die de zetter en de drukker daarvoor kregen, moest in de bus der Kapel gestort worden. De beide werklieden hadden voor zich zelf enkel recht op 3 stuivers. In 1643 werd er door Balthasar Moretus II een reeks ordon- nantiën uitgegeven, die uitsluitend «den trayn» van den winkel betroffen (F.). Weer leveren deze voorschriften het bewijs van de nauwgezetheid waarmede al de werkzaamheden voorzien en geregeld werden en tevens van het verlangen om in de werk- plaatsen deftigheid en fatsoen te doen in acht nemen. (1) Zie M. Sabbe : Uit het Plantijnsche Huis (Antwerpen, V. Resseler, 1924), blz. 95.