Full text |
dingslijn te trekken tusschen Noord en Zuid. En bijna alle bibliografen
nemen de schrijvers van beide landen op, althans toch voor de periode
het jaar 1600 voorafgaande.
Zeggen we vooraf dat de 16e eeuw ons bijna niets oplevert. Men kan het
werk van Cornélius Loos Callidius. Illustrium Germaniae Scriptorum
CatalogusMoguntiae, Gaspar Behem, 1581. 8°, 236 niet gen. bl.... niet aan-
zien als hebbende eenige wetenschappelijke waarde.
Corn. Loos, geboren rond 1546 te Gdudaj studeerde te Leuven, en daarna
te Mainz, waar hij den dokterstitel in de theologie verwierf. In 1592
vestigde hij zich te Brussel, werd er onderpastoor en stierf in 1595. (1)
Alhoewel in Duitschland geschreven en gedrukt, en alhoewel de titel
aanduidt dat het boek het vooral heeft om de duitsche schrijvers te doen
kennen, zijn er op de 89 auteuren door Loos opgesomd vele Belgen en
Nederlanders.
Doch de waarde dier schetsen is uiterst gering. Valerius Andréas (2) en
Paquot (3) roepen reeds de aandacht op de minderwaarde van dit werk,
en zijn zeer streng ten opzichte van den schrijver.
Net als Loos behandelde een duitsch geleerde Melchior Adam in zijne
opvolgende bio-bibliografidën : Vitae G\ermanorum philosophorum, enz.
Heidelberg, 1615-20. 8°, 4 deelen, en Decades duae continentes vitas theolo-
gorum exterorum principum. Frankfort, 1618. 8°, (4) ook eenige geleerden
uit België en alhoewel zijne aanduidingen nauwkeuriger zijn dan deze
van Loos kunnen wij' ze toch niet beschouwen als eene bron voor de
belgische bibliografie.
Beter op dit gebied is een werk van Aubertus Miraeus. Elogia illustrium
Belgii scriptores. Antverpiae, Sumptibus Viduae ét Heredum Johanis
Belleri, 1602. 12”, 205 [97] blz. ' ' : y';-x
Net lijk de vorige werken kunnen de Elogia geen aanspraak maken op
den naam van bibliografie. Nochtans zijn de 111 korte levensbeschrijvin-
gen en de nog kortere werkenopsomming der behandelde auteurs, met
redelijk veel zorg gemaakt, en streeft Miraeus naar nauwkeurigheid. Dit
spruit voort uit zijne wetenschappelijke opleiding. Geboren te Brussel in
15/3, en gestorven te Antwerpen in 1640, trad Miraeus in den geestelijken
stand en werd kanunnik van de cathedraal te Antwerpen. Bibliothecaris
van het kapittel, aangemoedigd door Justus Lipsius, kwam Miraeus in
betrekking miet de meeste geleerden van zijnen tijd. Zijne natuurlijke
ê éln» tot de geschiedenis, en als dusdanig leerde hij de groote waarde
auwkeurigheid kennen bij wetenschappelijke opzoekingen. Miraeus’
~ (2) Val* AndtasBB?bi Tï,00rdeKb.0-k- Jldürlem’ 1852-78- 8°- Deel 11. blz. 623.
ven, 1643.'blz!l81 Blbh°theca beI^Ica- Leuven, 1623, blz. 214, en in de ? uitgave. Leu-
S p!qUOt; Mfmoi.res. Louvain, 1763-70. Deel 14. blz. 436
wijl een^denfe waa^bTbeiden beide. we.rken verscheen te Frankfort in 1653-63, ter-
onder een eenigszins gewijzigden*“tiSThS |g S TfkT FraSS ^
130 |