in mis gaan en om negen uren terug zijn om dan aan de oudere knechts toe te laten ook naar de kerk te gaan. Deze laatsten moes- ten vóór twaalf uren terug zijn. 's Namiddags moesten allen thuis blijven tot aan den loftijd. Om uit te gaan was er een speciale toelating van den meester noodig. De ordonnantie, die niets in het onzekere laat, bepaalt nauw- keurig wat de meester door « haestighe wercken » verstaat. Verder wordt er sterk op aangedrongen, dat de winkelknech- ten eendrachtig met elkander zouden omgaan en elkander steeds welwillend zouden bejegenen. De jongeren moesten eerbiedig zijn tegenover de ouderen en zich gewillig laten onderwijzen en vermanen. De ouderen op hun beurt moesten zich tegenover de jongeren steeds behoorlijk gedragen. De ordonnantiën omschrijven de speciale bevoegdheid van den meestergast (J. Ottens). Hij moest de boeken houden, zoo- wel voor den winkel te Antwerpen als voor dien op de Messe te ‚ Francfort. Het is zijn taak de rekeningen te schrijven, de brief- wisseling te voeren met het binnenland, Frankrijk, Holland en Duitschland. Hij was het, die de kooplieden te woord stond. De andere knechts werkten onder zijn bevel. Ook de bevoegdheid van Balthasar van Cam wordt bepaald. Dit was de man, die de verscheidene catalogen moest onder- houden : één van al de voorhanden boeken, één geclasseerd vol- gens de leveranciers-boekhandelaars, één van de ontbrekende boeken, één van de defecten, enz. Hij moest ook de brieven co- pieeren, waarvan de minuut door J. Ottens of door den meester gemaakt was. Al de boeken die binnen kwamen, moest hij colla- tioneeren, de prijzen ervan opteekenen, enz. Zoo er voor de winkelknechts geen arbeid meer te verrichten was en er nog tijd overschoot, dan moesten zij de werklieden der « Vergaerderije» helpen. Zij mochten de losse vellen van be- paalde boeken, die daar bewaard werden, in den winkel samen brengen en plooien om ze daarna aan de binders te bezorgen. Op 22 October 1664 werd er onder den naam Concordia een afzonderlijke confrerie opgericht onder de proeflezers van de Plantijnsche drukkerij, met het doel eenmaal in het jaar een ge- meenschappelijken maaltijd te houden om zich, na de vermoeinis- sen van het lange werk den « gheest wat op te haelen ende te ver- maecken », en tevens « vrindtschap ende eendracht» te onder- houden.