% E EE see werck dan den anderen» (D.). De Wet regelde daarentegen alle geschillen, die in de werkplaatsen konden oprijzen en die door de ordonnantiën voorzien waren, Wanneer een gezel zich te beklagen had over « saecken van injurie», die zijn eer raakten, mocht hij een extra-verga- dering van de Wet aanvragen. Dit mocht echter niet lichtvaardig en voor onbeduidende redenen geschieden. Was dit het geval, dan had de klager al de onkosten van die vergadering te dragen (L, art. 77). Elk lid van de Wet had namelijk recht op een pot bier en een koek bij elke samenkomst. Bij de vernieuwing van de Wet genoten zij «dobbel bier en koeken» (L, art. 44). Zooals wij reeds zagen, waren het de schepenen, die de boe- ten bepaalden, In 1621 werd besloten, dat de secretaris ze moest bekend maken in de drukkerij, als er geen vreemd volk was. Hij moest in het midden van de werkplaats komen, roepen : « Alle persen stil!» en dan met luider stem de lijsten der of breuken voorlezen (L, art. 27). Men was streng op de stipte betaling der boeten. Degene, die het bedrag ervan niet vereffenen kon met het « vierendeel- jaersgeld », dat hem uit de kleine bus toekwam, moest opleggen, en zoo hij het niet deed, ging men het geld op het hem toeko- mende loon bij den meester halen (L, art. 36). Wanneer een gezel te klagen had, moest hij het doen den dag zelf, waarop hem te kort was gedaan. Zoo het te laat was, moest hij zich 's anderendaags vroeg in den morgen tot den se- cretaris van de Wet richten (L, art. 87). Deze laatste schreef dan de klacht op in een daartoe bestemd boek. Dergelijke Clachtboeken worden nog op het Museum Plan- tijn-Moretus bewaard (1). Geen documenten schilderen getrouwer de geestesgesteld- heid van het wereldje der drukkers en zetters in het Plantijnsche huis. Pekelzonden van allen aard staan hier in de bontste ver- scheidenheid aangeteekend. Een gezel scheldt een ander voor hondsvot, botterik, ezel, blaaskaak, makelaar (2), vuilaard, grooten hanne-clap of beest. (1) Een loopt over de jaren 1666-1679 (Reg. 340), ander over 1713-1769 (Reg. 264). De (2) Proxeneta, — Koppelaar.