vol speelgoed was Parijs, de alkoof het station en de twee bedden, het zijne en dat van Lina, de wagons. Des avonds vóór hij insliep, reisde zijne fantazie dan van land tot land, maar ook overdag werd gereisd, in twee stoelen. Hij vond het heerlijk als Lina meêspeelde en de conduc- teur wilde zijn en hij verzamelde voor zijn spel een heele collectie tramway-kaartjes. IT. Zoo, en met honderd andere hersenschimmen vulde zijn verbeelding, die in zijn hoofdje joelde en woelde, de eenzaamheid van zijn verlaten kinderleventje. Voor zijn vader was hij bang — hij wist, dat die minister en zeer machtig was en hij gevoelde zich weinig op-zijn gemak, als papa’s hand hem even over zijn bruin ponyhaar streek; hij stamelde en stond schuw eu verlegen, als papa hem een vraag deed. Mama had het altijd zoo druk, met japonnen voor haar zelve en de meisjes, met lange tafels, die ín de groote zaal gedekt werden vol kristal, zilver en bloemen, of met het verschikken van meubels, zoo er des avonds veel menschen kwamen, zooveel, dat Kareltje, als hij in bed lag, ze beneden hoorde gonzen. Hij dwaalde door die onophoudelijke en steeds terugkomende beslommeringen rond, niewwsgierig en oplettend, steeds met een «waarom» op de lippen, maar dikwijls maakte mama zich boos en zond hem henen, zeggende, dat hij in den weg stond of een knecht trapte hem bij ongeluk op zijn voetje. Hij ging dan huilende weg; niemand had tijd, hem te troosten; Lina zelfs vond hij niet in de kinderkamer, tot hij ten laatste zijn toevlucht in de keuken nam, waar de keuken- meid hem wel eens een groote peen schilde em wiesch, die hij dan, boudeerend, afknabbelde, zijn hartje mog vol