E44) lokte » (1). « Gy zyt de zendelingen der nationaliteit; » zeide SNELLAERT eens in een toespraak tot deze geest- driftige schaar jonge mannen (2), « Gy moet in de wor- steling, gy moet in het lyden groot worden. Aen u komt de zending toe van den vaderlandschen grond die lavakorst weg te rukken, welke de groeikracht verdrukt en hetland verkwynen doet ». Evenmin als de Antwerpenaars bleef het Wlacmsch Gezelschap in 1847 bij de Kamerverkiezingen werke- loos : werd te Antwerpen de candidaat van den nationaal-Vlaamschen Roskam gekozen. te Gent was men minder gelukkig, waar men de candidatuur van Prof. De BLockr, deken van de faculteit van Genees- kunde aan de Hoogeschool, gesteund had. Het vol- gende jaar echter bracht de Gemeenteraadsverkiezing drie flaminganten, waaronder twee leden van het Vlaemsch Gezelschap, in de Raadsvergadering, en zoo namen de Vlaamschgezinden die, naar ’t zeggen van hun tegenstrevers, een heerschzuchtig coterietje vorm- den en « maer gekend waren van Mariakerke tot aen Ledebergen van Sint Amandsberg tot aen Sint Denys», ook hier een veelbeteekenende weerwraak (3). Alles te zamen genomen hadden CONSCIENCE, SNELLAERT en hun medestanders gegronde reden om zich te verheugen over den uitslag van hun optreden in het politieke strijdperk. Trots de onverkwikkelijke persoonlijke twisten, die door sommige tijdschriften aldoor werden aangeblazen, had de Vlaamsche Be- weging een uitbreiding en beteekenis gekregen die zij een paar jaar te voren nog niet bezat: « Wy hebben van sommige onzer hooggeplaetste tegen- (SpDe Roskam, Antw, 1847, 25 Dec. : Correspondencie. — De Een= dragt, Gent, 1847, 29 Aug., 2de jrg, blz. 26 : Boekbeoordeeling. (2) SNELLAERT. Redevoeriug over de noodzakelykheid-om met de lot- gevallen van ’s lands tael en letterkunde bekend te zyn, Gent, 1849, blz. 8. (3) De Draeck, Liberael en vaderlandsch weekblad, Gent, 1848, 27 Aug