TERENDE NEE et END: Ps LN ZEE — 152 — Virginie een heilig regt hadt, dat geene rykdommen konden opwegen. Gy hebt haer verloren; en noch uwe onvoorzigtigheid, noch uwe baetzucht, noch uwe eigenwysheid heeft dit verlies veroorzaekt; maer God alleen, die de hartstogten van anderen heeft doen dienén, om u het voorwerp uwer liefde te ontnemen; God, van wien gy alles ter leen ontvingt, die alles voorziet wat u dienstig is, en wiens wysheid u geene oorzaek geeft tot berouw of wanhoop, welke de rampen, die wy ons zelven be- rokkend hebben, op de hielen volgen. Zie hier wat gy in uwen rampspoed tegen u zelven kunt zeggen. « Ik heb hem niet verdiend! » Is het dan ’t ongeluk van Virginie, haer einde, haer tegen- woordige staet, dien gy betreurt? Zy heeft het lot ondergaen, dat de geboorte, de schoonheid, zelfs geheele ryken, wacht. Het leven van den mensch, met alle zyne ontwerpen, verheft zich als een kleine toren, waervan de dood het toppunt uitmaekt. By hare geboorte was zy veroordeeld om te sterven. Gelukkig dat de banden van haer leven vóór die van hare moeder, van de uwe, van u, ontbonden zyn : dat is, gelukkig, dat zy voor haren dood niet verscheidene malen zy gestorven ! « De dood, myn zoon, is een heilgoed voor alle menschen ; hy is de nacht van dien kommervollen dag, dien men. het leven heet. In den doodslaep rusten voor eeuwig alle ziekten, pynen , droefheden en angsten, die onophoudelyk de ongelukkige leven-