de belangen van bibliothecarissen, die door hunne toewijding en gele- verde bewijzen van geschiktheid verkregen rechten hebben, er zouden door geschaad worden. Daarna werd het woord verleend aan den heer De Veen, die den raad gaf vooreerst de gebeurtenissen af te wachten en na te gaan wat de uit- werkingen van de wet zullen zijn. De princiepskwestie is gered, de belangstelling van den Staat voor de boekerijen is gewekt. Door het uitbreiden van het bibliotheekwezen zal de Staat vanzelf gedwongen worden daarmede rekening te houden en de kredieten te verhoogen. Intusschen is het nu de beurt der gemeente- en provinciebesturen om het hunne bij te dragen. De heer Dr. Wagemans kwam dan aan het woord en drukte zijne voldoening uit over het princiep der bekwaamheidsdiploma’s voor de toekomst. Hij verklaarde zich bereid om, wanneer de Vereeniging leer- gangen zou inrichten, lessen te komen geven. Het laatste punt der dagorde, de toepassing der nieuwe wet, werd door den heer Ossenblok ingeleid. Hij begon met eene beknopte samenvatting van de wet om verder uit te weiden over de kwestie der diploma’s. Hij ook vond dat bibliothecarissen die reeds geruimen tijd hunne functie vervullen en bewijzen van bekwaamheid hebben gege- ven, dienen vrijgesteld te worden van het examen, maar dat voor de toekomst zekere eischen dienen gesteld. Spreker achtte voor een bibliothecaris, als algemeene kennissen, die van middelbare studiën noodig, met daarbij eene bijzondere vakkennis. Hij bepaalde hoe deze vakkennis het beste kon opgedaan worden, door het volgen van leergangen, door het werken in groote boekerijen, door zelfstudie. Voor eigen studie beval hij het boek van Van Meel, Open- bare Boekerijen aan. Hij haalde dan aan welke leergangen er tot hiertoe gegeven werden en wat hun programma was. Dit zou nog moeten volledigd worden door bezoeken aan papierfabrieken, drukkerijen en boekerijen, maar vooral door practische oefeningen. Hij besloot zijn betoog met te zeggen dat, om een goed bibliothecaris te vormen, er vooral die prikkel moet zijn die tot nu toe alles deed ontstaan, de toewijding en de liefde tot het vak. De heer schepen Bouchery vestigde de aandacht op de fransche leer- gangen voor bibliotheekwezen die ingericht zijn door het Ministerie van Rechtswezen en door het « Institut international de bibliographie ». Hij stelde voor dat er zou aangedrongen worden opdat ook Nederlandsche leergangen zouden ingericht worden. 44