der fcholieren Kennen ,-enz. 157 ken de mensch in dit leven wezenlijk gelukkig kan worden , dat is, inwendige TUSt, a ftoorde tevredenheid, en hartelijke blijdfch rap genieten; met één woord, om ieder in Shad {tand dat geluk te verfchaffen „ waarvoor hij in dezen Ee is. Gelukkig, driewerf gelukkig eee gij dus met regt w zelven en uwe leers lingen noemen , wanneer gij hen, door eigen ervari ine: ten volle van de waarlreid overtuigen kunt, dat het hem, die den Heere vreest, (dat is, dien kinder lijken eerbied jegens GcoD gen welke hem alles zorgvuldig doet vermijden , wat Hem mishaagt,) wel zal gaan in de laat/le das gen > en hij 8 gezegend zal worden in den dag zijns doods GD 2E indeli iks 3. Gewent hen, zoo veel mogelijk „ om bij de beoordeeling en waardering der vergankeli lijke goe- n daarop acht te geven, of , en in hoe verre dere dezelve dienen kunnen ter vermeerdering hun- per liefde jegens cop , ter aaufporing tot het goede, en gevolgelij! ijk ter bevordering van hun arachtig geluk: en hieraan zult gij hen van langzame hand ge wennen, wanneer gij zelve de goederen dezer wereld naar den opgegeven maats flaf beoerdeelt, em dit in uwe gefprekken en gai ide doet blijken. Spreekt derhalve nooit van fraaije kleederen en kostbare fpijzen, als van dingen, die bij uitftek wenfchelijk zijne Zest hun , integendeel, de waarheid , en tracht Eee te overtuigen „ dat men in een ReRKORENS rewaad, en ouder het genot van fober , doch Wezord ‘voedfel, het best gefchikt is, om goed te Á (*) Predik. VIII: za.