A Vers 5-10. verduivlen — verduivelen, den duivel op het lijf jagen, hier : vrees aanjagen, vreeze — de vrees. Éreden : zij weten de wet zoo te verdraaien dat zij schuldig zijn. het korte recht — een kort geding, proces Vers 10 en vgl. verzet — tegenstand, verdediging. hun geluk — zij noemen het een geluk voor de armen geen grootere smart te lijden. Heerlijk beeld! EERZUCHTIGEN. Vers 1-5. duigen en bekuipingen — Woordspeling. De zin is : de eere zuchtigen zijn blind want zij zien slechts door de duigen van bekuipin-= gen (kuipvat) d. i. van kuipenarijen — intrigues. Deze kuipenarijea zijn verachtelijke getuigen, hulpmiddelen tot het verwerven eener hooge eer, die « wel verworven » zou moeten zijn. vroeg en spa — vroeg en laat. straat — weg, gezicht — zij zien niet. Vers 5-10. waar’ — ware. bezitten —er.op te zitten (en) hebben. Vers 10-15. mismaat — te kleine maat. hun kleinr lijf = Nu : hun klein lijf. bedrijf — ambt. omdragen = Nu : om te dragen, om gedragen te worden. Vers 15-20. De plaats — Zoo spreken en denken de eerzuchtigen. almaardigheid — alle eer waardig. De zin is : zij bekommeren zich niet om het heil van den Staat, indien hunne eerzucht voldaan (geriefd) is. Vers 20. gewipt —= met een wip, plotselings. JAGERS EN SPELERS. Vers 1-5. munt — zij onderscheiden niet tusschen goud (munt) en klein geld. Vers ò en vlg bijstere — ronddwalerde. Vgl. Het spoor bijster zijn. NIJDIGAARDS. Vers '-5. ronde — door den wind opgeblazen. Vers 5-10. staan — het kan niet duren. schuldig — aan die en die feil is hij schuldig. moeilijkheid — van moeilijke vroomheid of kloekheid, deugd, Vers 10-15. gebonw — van zijn geluk. gevel — gaat de opbouw van hun huis minder snel, Vers 15-20. werren —= in verwarring brengen, den opbouw beletten. op een drop — voor eene kleinieheid. versperren — verhinderen. Vers 20-vlg. geheimnissen — Zij voorspellen de toekomst, het geheim van God. die kunst — van kwaadspreken. wedergunst — ongunst (défaveur).