222 DE SCHEEPSTIMMERLIEDEN EN ANDERE VERHALEN. doen. Van al wat Faas mij, terwijl zij in hunne vigilant stapten, in het oor fluisterde, verstond ik alleen, dat de onbekenden drie voorname vreemde spekslagers waren. » Toen Damelinckx en Engel tehuis kwamen, haastte ik mij een uitvoerig verslag van het voorge- vallene te geven. Damelinckx vloog naar de Braderij- straat. Wat hij vernam, was wel geschikt, om ons al de kwellingen, welke wij in de laatste weken hadden moeten doorleven, ruimschoots te vergoeden. De drie vreemden waren niet alleen spekslagers van den eersten rang; zij waren de bijzonderste van België, de vorsten, de koningen vande vaderlandsche speksla- gerij..… De woordvoerder was een rustend vettewarier van Brussel, die, gedurende vele jaren, elke worsteling voor de medaliën van het zwaarste en het vetste zwijn door de voortreffelijkheid zijner prijsbeesten in de hoofdstad had onmogelijk gemaakt. De twee overigen waren, de eene, de overwinnaar in den laatsten wed- strijd te Brussel, de andere, de zegepraler in den laatsten prijskamp te Gent. Door den pennestrijd in ons blad en de artikels in de andere bladen uitgelokt, waren zij naar Antwerpen gekomen, om te onderzoe- ken aan welke zijde de waarheid was. Zij hadden al de mededingende varkens gemonsterd. Onze stal was de laatste, dien zij bezochten. Van ons waren zij recht naar den ijzerenweg gereden. In de statie hadden zij Faas toevertrouwd, dat voor hen, na ’tgeen zij ten onzent gezien hadden, de weging en keuring nuttelooze