56 DE SCHEEPSTIMMERLIEDEN onrechtvaardigheid te verzetten…. Wij laten u met hem alleen ; en in minder tijd, dan er noodig is, om een paar borrels te ledigen, zijt gij omgekeerd, als een handschoen. Als dat geene kleinhartigheid en wankelmoedigheid is, ken iker geene... Ook zal ik mij wel wachten de vrienden nog tegen te spreken, als zij u een voddenman, een koud kieken noemen! » Bavo werd bleek : « Ha !Zij noemen mij een voddenman, een koud kieken ? » vroeg hij kort. « ’t Zijn hunne eigen uitdrukkingen ! » « Wie, wie durft mij aldus noemen ? » riep Bavo de vuisten ballende. « Allen ! » « Allen |. Een voddenman! » « Een koud kieken ! » tergde Bert. « Welnu,.…. ik zal hun toonen, dat ik zoo min het eene als het andere ben! » vloekte de scheepstim- merman. « Ik zal hun bewijzen, dat geen hunner mij tot de knieën reikt, dat zij kinderen bij mij zijn, als het er op aankomt zijne tanden te laten zien... Ik zal hen overtuigen, dat zijallen eer dan ik die scheldnamen verdienen ! » Met helsche vreugd bemerkte Bert het uitwerksel van zijne verfoeilijke list. Om den onstuimigen Bavo tot het uiterste te drijven, veinsde hij niet te begrijpen wat deze bedoelde: « Ik zou willen weten, hoe gij dat alles zult gedaan krijgen, » spotte hij.