Full text |
Nr a let
van Van de Woestijne: « 'tistriestig dat het regent in den herfst».
Stel u voor, dat u juist uw tweede ontbijt hebt genuttigden dat voor u
een boek ligt ; u kijkt ineen natte verlaten straat, neast u spelen ze
jengelig op een pianola, er is een hekje, dat voortdurend zeurig piept,
en het raam tocht een beetje. Dan begint utelezen, en u denkt onder
de eerste bladzijden nog, dat het wel een prettige druk is ; u slaat nog
eens even terug om te kijken, of u die Herman al meer hebt gehad, en
of die Marietje hetzelfde meisje is, als waarmee het verhaal begint. U
bent dus nog steeds uzelf, U weet nog, dat het triestig regent en dat
de juffrouw naast u eindeloos de pianola laat draaien. Maar dàn gebeurt
er iets met u, en het essentieele hiervan is, dat u het niet merkt, even-
min als u merkt, wanneer u geheel slaapt ; er komt de wonderlijk-ge-
spannen slaap van de aandacht over u, die u ontheft zan uzelf ; die u
het besef ontneemt, dat u handen en voeten en oogen hebt ; die u van
uw dagelijksche plaats op de wereld afneemt, en u middenin het span-
nende gebeuren zet, waarvan u leest. Wie, die « Het geluk hangt als
een druiventros » van de Scharten-Antinks heeft gelezen, kent niet de
weelde van het ltaliaansche land ; heeft niet de zon en de zorgloosheid
bezit voelen nemen van zijn hart, juist op zoo'n regenachtigen zondag-
middag, als het raam tochtte, en alles eerst zoo hopeloos leek > Wie
heeft niet met Louis Couperusin de klassieke oudheid geleefd ; wie
kent niet met Arthur van Schendel, met Adriaan van Oordt, den too-
ver en de pracht der middeleeuwen } En waarom zou in Holland uw
schoone, Vlaamsche land zoo geliefd zijn > Waarom spreken we over
den eenvoud én de felheid der landelijke bevolking, over de zwanze der
stedelingen, alsof we ze zoo goed kenden, als ons eigen land? Is dat
alles uit eigen aanschouwing ? Neen, het is met de verklaarde en de
verrukte oogen van uw grooten Stijn Streuvels, dat we de weelde en de
heerlijkheid van het vruchtbare, gezegende Vlaanderen hebben gezien;
het zijn de fleurige Felix Timmermans en de fijne Maurits Sabbe, die
ons den eenvoud en de levensblijheid der Vlaamsche boeren hebben
geschilderd ; het is Toussaint van Boelaere, die ons het dompe en hef-
tige der primitieve hartstochten heeft doen meebeleven ; hetis de veel-
zijdige, en geestige Herman Teirlinck, die ons midden in het Belgische
stadsleven zet. — Op dat oogenblik, det, onder het lezen, het besef van
ons eigen wezen ons ontgaat ; dat de aandacht ons insluit als een ring,
verliezen wij het contact met de dingen om ons heen, juist zooals een
slapende ; en als dan door dien muureen stem doordringt, die zegt :
« wil je ook een kopje thee », — dan is het ons meestal onmogelijk die
twee werelden : de wereld van onzen droom, en de wereld der werkelijk-
281 |