Full text |
Tere 05
begin of het midden van de 13° eeuw. Wie
was Hadewych > Een hartstochtelik gelo-
vige, dichteres en wijsgeer, die zich uit de
wereld had teruggetrokken zonder het
kloosterkleed aan te trekken. Zij was om-
ringd door gelijkgezinden, schrijft Albert
Verweyin de inleiding. Het blijkt « dat
een aantal van deze in Brabant leefde, dat
zij aanzienlijk genoeg was om tot een sak-
sische kluizenares een heer Henric van
Breda te zenden, en tot een kluizenaar
Honorius, die in de zee op een steenrots
verbleef, een monnik. Tevens dat een van
haar geestverwanten, een begijn als zij
zelve, door meester Robbaert — eer inkwi-
siteur — gedood werd « om hare gerechte
minne >. De Vizioenen zoowel als de door
Hadewych geschreven Brieven bewijzen
dat zij haar getrouwen had voor wie ze
schreef, haar jonge vrouwen voor wie ze
een geestelike moeder was. Wie zest of
zij niet, behalve met gelijkgeaarde vrou-
wen, met dichters en kunstenaars in be-
trekking stond. >
Dit oude, trotse proza werd door Ver-
wey overgezet in modern Nederlands,
helder en vlekkeloos, zonder zijn door-
dringende poëzie te schaden, met het juist
gevoel voor al zijn schoonheden. Werd
ooit of ergens wel grootser proza geschre-
ven, en gaat Dante niet gemaakt schijnen
naast deze als vlammen opslaande, als
bomen bloeiende beeldspraak ? Men leze
de prachtige,majestueuze en betoverende
alinea op blzz. 35-36, beginnend met « Er
verscheen me daarna een wonderlijk zin-
nebeeld >. Men bewondere de sprekende
beelden, als dat van de omgekeerde boom
op blz. 20.
Het boek is niet overal zonder meer ver-
staanbaar en een geleerd theoloog zou er
meer over vertellen dan wij, arme leken,
maar veel ontroerende ‘schoonheid list er
in te grijpen voor ieder die het met de no-
dige ontvankelikheid nadert, omdat het
met alle hemelbestormende trots een diep-
menschelik boek blijft :
« Ik beleefde de liefde, lezen we op blz.
74, op geenerlei wijze als vrede, zoe zeer
was ze zwaar en ongenadig over me. Om-
dat ik mensch was, en omdat de godheid
292
zoo vreeselijk is en zoo ongenadig zonder
erbarming eet en krandt. De ziel is in een
kleine beek besloten, de diepte wordtspoe-
dig gevuld. de dijken worden spoedig ge-
broken. Zoo heeft de godheid de mensch-
heid ras heelemaal in zich getrokken.
Er werden van dit boek enkele exempla-
ren op Japans papier getrokken en in on-
gekleurd linnen gebonden, met goudsterm-
pel : dat vormt een verrukkelik voornaam
geschenk.
De boekversiering van Jozef Cantré,
alhoewel ze persoonlik blijft, past zich aan
bij de middeleeuwse tekst. Hierbij een
EDE:
van de mooie beginletters.
G. GONGGRIJP, Acoka. Drama in vier bedrij-
ven Amsterdam, Hadi Poestaka.
Dit terecht als zeer merkwaardig gepre-
zen drama heeft ons niet zo kunnen beko-
ren als de innig levende moderne Indiese
toneelspelen die Gonggrijp indertijd in
«De Beweging” publiseerde. Zeker is
hier de taal mooi, ingetogen, maatvol.
Doch er komt maar weinig in ons los wan-
neer wij deze in verzen geschreven bedrij”
ven lezen.
Onderwerp: Een bedelmonnik brengt
de leer van Boeddha in een koningpaleis.
Deze leer is om te
… bevrijden van de wereld. Niet
om haar, de reddeloos-verlorene,
te redden.
De koning laat zich bekeren, doch wij-
zigt de ontvangen leer in zo verre, dat hij
als een goed vader zolang als nodig is,
geerde ad — |