Full text |
DN
Ne nnn no dad
ERN)
a Map or sate Ename Kneed
" en ee î a En
ro
Í
Í
heid ineens te ontwarren ; webegrijpen niet hoe er midden in het fees-
tende, zonnige, oogstende Vlaanderenland zoo'n donkere straat kan
zijn, en nog minder, waarom het nu opeens vijf uur, terwijl we pas te-
voren nog duidelijk hadden gezien, dathet half twee was. lk herinner me,
dat van Deyssel, toen hij « Zondagsrust » van Fr. Coenen had gelezen,
zich verbaasde, dat zijn zoontje uit school kwam : « ben jij op Zondag
naar school geweest ? » vroeg hij ; en de toewijding, waarmee vroeger
de engelenbak de « verrajers » op het tooneel met rotte appelen kochel-
de, is een bewijs van diezelfde verwisseling van de grenzen tusschen
droom en realiteit. — En omdat een boek ons zoo totin onze ziel kan
roeren, zijn er wel primitieve zielen, die, nadat ze het uit hebben, als
hoogste lof zeggen : « Dàt moetecht zoo gebeurd zijn ; dat moet de
schrijver zelf beleefd hebben ; zoo iets aandoenlijks of dramatisch’ of
pakkends zuig je niet uit je duim ». Maar dan draaien ze het geval, de
verhouding tusschen kunst en leven eenvoudig om : niet of het zoo ge-
beurd is, heeft voor ons belang, maar of het altijd zoo gebeuren kan en
gebeuren zal, geeft de levende waarde aan een kunstwerk. — Het is
dan ook al even falikant om iemand, die over een verhaal schreit, te
mers niet werke-
willen troosten met de verzekering : « Kom, het is im
lijk gebeurd : ‘t is niets dan een bedenkseltje. » — Wantals men deze
waard waren, dan zouden er immers elken dag zeeën zout water worden
vergoten onder het lezen van de gemengde berichten, die allemaal echt-
gebeurde akelishedens bevatten, terwijl ik juist meen opgemerkt te heb-
ben, dat ieder mensch daar met verbazingwekkendekoelbloedigheid door-
heen leest; terwijl ik u kan verzekeren,dat,vlak nadat ik van 7 moorden,
13 inbraken en 11 verdrinkerijen heb kennis genomen zonder maareen
spier van mijn gezicht te vertrekken, ik tot tranen kan geroerd worden,
als ik in een vertelling van Ina Boudier-Bakker lees over de teleurstel-
ling van een kind, dat haar suikeren penduletje door haar vriendin-
netjes opgelikt vindt. Ook moet ik bekennen, dat een poesje, dat ik
dood langs den weg vond liggen, in naakte werkelijkheid, mij veel
minder aandeed dan het verhaal, dat Jacobus van Looy in zijn bundel
« Proza » ons geeft over het sterven van een arm, verloopen straatkatje.
Misschien maakt u hieruit op, dat ik een door en door verliteratuurde
ziel heb, die alleen om papieren emoties kan lachen en schreien. Maer
dan geloof ik, dat u in dit verband u toch vergist; want die varensgezel
uit de gemengde berichten, die, door het duister misleid, van de
loopplank is gevallen en verdronken ; en dat arme poezebeest, dat
daar zoo stijf en zielig langs den weg lag ; — dat zijn in zekeren zin toe
282 |