De « Wil uwe reden staken, wellieve moeder mijn, « Zoovele vrouwen kunnen mij tot leere zijn, « hoe liefde ten laatste met leed nog loonen kan. « Mij mogen beiden mangelen, zoo misdoet mij nimmer een man. » Ne end seen Zoo leefde Kriemhild, in hare tedere jeugd, menigen langen dag, in zedigheid en in deugd; en wist geen man aan welken zij schenken wilde haar trouw. Sinds werd zij met eere eens koenen helden vrome vrouw. Dit was de valk nu, dien zij zag in droome en dien haar moeder bediedde. Hoe vreeslijk zij den vrome op haar magen wreekte, die hem sinds versloegen ! Hoe meniger laatste ure moest zijne moord vervroegen !