en de odvoeding der jeugd. 3 Voed; toch zelden. vrij van'-alle kwade hebbes lijkheden , en is flechts ééne enkele: genoeg, om hem fehade elijk. voor de maatfchappij en ongeluks kig voo ch-zelwen te maken. Manisch ‚ hoe fel jadelijk wordt niet die Di voor de maatfchappij ; die-zich„ bij voorbeeld , flechts alleen aan den drank -verflaafd- heeft! Hoe vele bittere “tranen doet -hij- niet vaak velen ftorten! Hoe dikwijls” moeten. niet vrouw en kinderen daar onder lijden; honger en-gebrek verduren; en geraken zij naar ligchaam en ziel in den jamimer- lijkften toeftand ! Hoe menigwerf moetenrdienst- boden hun zuur gewonnen loon, kooplieden-en handwerkers hunne billijke eifehen „ verloren re- kenen, omdat de heer van. den huize geld, tijd en gezondheid in. de herberg werfpilt! O! neemt dit ter harte , waardige Schoolleeraars ! en gij zult de geheele reeks der iijsfelijke werwoestin- gen nos “beter leeren kennen, die één enkele dronkaard onder de menfchen aanrigt. Het gene hier van dea drank, tot een voorbe eld, gezegd is, kan ook min of meer worden toegepast op alle andere ondeugden, als: gierigheid ; nijd en onkuisheid; en allen, die zich aan-de eene of andere derzelven overgeven , zijn fchadelijke leden der maatfchappij. Zoo ook maakt die man, die zich flechts aan ééne enkele ondeugd verflaafd heeft, zich zele ven ongelukkig; want, terwijl hij voor anderen zoo fchadelijk is, gelijk wij zoo even zagen, haalt hij zich zelven vijanden op den hals, die hem dikwijls wederom op hunne beurt benadee- lensen fchoon hem ook al niemand eenig kwaad doet , brengt echter zijne ondeugd hare eigene kwelling met zich, en foltert hem reeds genoege 2 De