OE) NJ ee me ES EE Ik heb met dit werkje groote bedoe- lingen gehad. Ik trachtte eene landstreek en planten, verschillende van die van Europa, te schilderen. Onze dichters heb- ben hunne gelieven reeds tot vervelens toe aen boorden van beken, in klaverweiden en onder beuken- en dennenloof doen rusten : ik zocht hen te plaetsen op den oever der zee, aen den voet van rotsen, in de schaduwe van kokos-bananen- en bloei- jende citroenboomen. Het mangelt het andere werelddeel alleen aen Theocritussen en Virgiliussen, om ons ten minste zulke schoone tafereelen, als die van onze landen, te schilderen. Het is my niet onbewust, dat reizigers, die veel smaek bezaten, ons de bekoorlykste beschryvingen van verschei- dene eilanden der Zuiderzee gedaen hebben; maer de zeden van hunne bewooners, en nog meer die der Europeanen , welke aldaer aenlanden , bederven veeltyds deze landge- zichten. Ik wilde de schoonheden der natuer, tusschen de keerkringen, met die der zeden eener kleine maetschappy vereenigen. Ook stelde ik my voor, om de gewigtigste