SN ATS BE B 9 Mara, Daar hoor ik mijn’ vader Tueopoor. Wij zullen later op Ons gesprek terug- komen. Negende Tooneel. De Voricen, PALMERS. Parmers. Ha! hier zijn wij terug! (Tot Theodoor.) Ah ! Mijnheer Theodoor, ik groet u en ben ver- heugd u te ontmoeten ! (Tot Maria.) Maria, heeft men geenen brief voor mij gebracht, van wege het bestuur van den Nationalen Schouwburg? Maria. Neen, vader. Parmers. Dat verwondert mij. (Tot Theodoor.) Mijnheer Theodoor, gij kent wellicht het groot nieuws van den dag… mijne dochter, mijne Maria: wordt, naar alle waarschijnlijkheid, pensionnaîïre van ons Nationaal Tooneel ! 0! ik word zot van vreugde !… U moet dit insgelijks verheugen, die de tooneelkunst zoo zeer bemint ?… Straks gaat zij vóór mijne vrienden, die ik hier te dier gele- genheid uitgenoodigd heb, eenige strofen voor- dragen… Ik hoop dat gij haar ter zijde zult staan om het stopwoord te geven? Tueopoor. Volgaarne, Mijnheer Palmers. Nog- tans… Maria, stil tot Theodoor. Toe, Theodoor, vertel het hem maar. zeg hem dat wij gaarne zouden trouwen, en dat dus het komediespelen onmogelijk wordt. Parmers, tot zich zelven. Mijne vrienden zullen niet lang meer vertoeven. maar de brief, die niet komt. Treovoor, stil tot Maria. Ik weet waarlijk. niet hoe het aan boord te leggen.