Full text |
Achtereenvolgens kwamen de andere bibliotheken aan de beurt, zoodat in eenige
jaren tijds zonder groote kosten, het gansche bestand der Nederlandsche Bibliotheken
op steekkaart kwam in Den Haag en enkel de nieuwe aanwinsten regelmatig er in
verwerkt dienen te worden. Dit gaat heel vlug vermits alle aangesloten boekerijen hunne
langs eene zijde bedrukte titelvellen bezitten. Werken die in meer dan eene bibliotheek
vertegenwoordigd zijn, hebben slechts eene steekkaart. Op deze staat dan de aanduiding
van de boekerij waar ze te vinden zijn. M. schatte in 1930 het getal titels op ongeveer
600.000, maar hij voegt er bij dat dit cijfer niet uitdrukt, hoeveel werk er gedaan is.
Hij schat ongeveer op de helft het getal steekkaarten die men als dubbel verwijderde,
wat een totaal uitmaakt van 1.200.000 verwerkte titels.
Zoo werden in Holland voor de groote boekerijen de rondvraagbriefjes uitgescha-
keld. Net als in Duitschland wendt men zich rechtstreeks tot het beheer van den C.C.
dat als tusschenpersoon optreedt.
$ ÿ ^
We zijn nogal in bijzonderheden getreden over de G. K. en C. C. Daarbij had-
den we éen doel: aan te toonen hoe Pruisen en Holland den os bij de horens gevat
hebben, en op welke manier zij tot het gewenschte resultaat gekomen zijn. Dit moet
een vingerwijzing zijn voor ons. Naar o.i. dient doortastend opgetreden te worden
om tot de gewenschte coördinatie in de werkzaamheden van het Belgisch bibliotheek-
wezen te komen. Het is tijd dat de bibliotheken van ons land meer rendeeren.
Aan dit doel moet in de eerstvolgende jaren gansch onze aandacht gewijd wor-
den.
Er is veel te verhelpen in onze bibliotheekswereld, en zijn vooral' nieuwe werk-
methoden op na te houden eri den ouden sleur af te schudden.
In de groote bibliotheken zijn we bij de traditie gebleven, bij de traditie, die maar
traagjes evolueert en de geesten wel een beetje verkankerd heeft. Zij werkt belemmerend
en doet veel initiatief afschrikken.
1 ot nog toe zijn onze boekerijen, om zoo te zeggen, niet buiten de inventarisatie-
periode getreden.
De daaropvolgende — het tot waarde brengen van het materiaal dat we bezit-
ten — is stellig nog niet aangebroken. Want de enkele schuchtere pogingen om zekere
deelen van onze boekerijen wetenschappelijk uit te baten, kunnen toch niet als begin
van rationalisatie aanschouwd worden. Hier dient een plan opgezet — zij het dan een
vijf— of tienjarig plan, om het even —, maar dat ons binnen afzienbaren tijd de «mise
en valeur» van al onze bibliotheeksschatten brengt, een plan dat gansch België omvat,
en goed bestudeerd en uitgewerkt al de leemten doet verdwijnen, die we heden maar
al te dikwijls vaststellen.
Beduidt dit dat men ijzer met handen moet trachten te breken? Wil dit zeggen
dat men alles moet afbreken wat tot nogtoe ongebouwd is, dat men van vandaag tot
morgen onze werkmethoden streng kan rationaliseeren ?
70 |