eo Over opmerkzaamheid en nadenken, dit bewerkftelligen. Ondertusfchen kunnen wij u niet alles opgeven, wat aangewend zoude kun- nen worden , om dit heilzaam oogmerk bij uwe fcholieren te bevorderen, en moeten wij ons vere genoegen, met u hier flechts eenige daartoe ge- fchikte middelen aan de hand te geven. r. Vraagt uwen leerlingen, bij gelegenheid , hoe zij thans te moede zijn, en of zij wel heb= ben opgemerkt, van waar het kome, dat zij nu, bij voorbeeld , vrolijk, droefgeestig , of verdriee tig zijn. Zegt hun tevens, dat het bijzonder nuttig is , dat men op zijne gemoedsgefteld= heid acht geeft, en de oorzaak opfpoort, waarom men vrolijk, bedroefd of vwerdrictig is: omdat men daardoor beter leert, hoe vaak men vrolijk worden, en zich voor droefheid en verdriet kan hoeden : ook kan men dan aan een ander zijne hartsgefteltenis naar waarheid openleggen; het welk noodzakelijk is, wanneer men in zaken, die ons hart betreffen , van iemand troost of goe- den raad ontvangen wil. Daar het, echter, bij deze vragen eigenlijk niet te doen is, van de kinderen een antwoord te bekomen, maar al- leen, om hen op hunnen inwendigen toeftand opmerkzaam te maken , moet gij bij hen ook niet fterk op een antwoord aandringen. Tot het doen vân dergelijke vragen hebt gij als dan gelegen- heid , wanneer gij in een Kind de eene of andere gemoedsverandering opmerkt Is echter deze van dien aard, dat gi vermoeden kunt, dat het kind iet gaarne openlijk zoude willen zeggen, hoe zijn hart gefteld zij , ondervraagt hem dan daar- over onder vier oogen; doch befpeurt gij eene gemoedsverandering in allen, of in de meesten uwer Méerlingen , of kunt gij vooronderftellen, dat $Àe