Full text |
en zelfs uit vroegere jaren, naar het mij leek keurig met de hand gekleurd
en waarvan het mooie papier „antiek“ geurde! En daarbij massas kleine
boekjes — honderden éxemplaren — heel zeker van de eenmaal beruchte
„ contrefaçon belge “ van Fransche edities van Delavigne, Lamartine, J. Bte Rous-
seau en zoo meer; met nu en dan een langen roman van Victor Hugo, of
het werk van een of ander sedert dien totaal vergeten tweederangs-auteur; door-
gaans kleine octavo’s, zonder luxe doch keurig en sierlijk gedrukt op voortreffelijk
papier ; maar toch namaak edities waarvan de uitgever een te groot aantal exem-
plaren had gedrukt, die dan ook niet allen in het land aan den man konden worden
gebracht en buitenslands niet mochten worden verkocht. Uit dien stapel boeken,
waartusschen dikwijls pakken vellen lagen, wonderbaar bedrukt met de bont
gekleurde vlaggen en wapens van al de natiën der wereld, heb ik jaren lang aller-
lei werkjes bewaard, die ’k vaak bekeek en soms las, tot ik zonder eemge spijt te
ondervinden, op een dag mocht bemerken dat ik dien heelen rommel kwijt was,
buiten een enkel werk : Josselin (in twee deeltjes) van Lamartine. Zonder spijt,
want ik was toen overtuigd geworden dat de Messéniennes van Casimir Dela-
vigne, met al de rest dat mijn boekenschat was, tot de prullaria behoorden Toch
vrees ik dat daaronder waren de gedichten van Marcelline Desbordes-Valmore,
waar ik sinds dien heel wat méér ben gaan van houden.
Inmiddels kon ik echter niet vergeten, dat al deze opeengestapelde producten van
's menschen geest, vernuft en verbeelding, bestemd waren om roemloos te worden
vernield en herschapen tot een onooglijk bruin-gele deeg, die karton of verpak-
kingspapier zou worden. Habent sua fata libelli - die waarheid drong zich der-
halve reeds aan mij op toen ik pas was begonnen te leeren lezen. En ik geloof met
dat ik dit één dag maar heb vergeten : wat de bestendigheid van den werkelijken
roem van een schrijver aangaat, sta ik bizonder sceptisch — nu nog.
* * *
Eens, bij mijn grootmoeder, vond ik in de kamer waar een op bezoek zijnde stu-
dent enkele dagen had vertoefd, twee school-boeken met geel-bruin kartonnen
band vergeten op een rek. Een daarvan was de De bello Gallico.
Vooraan elk hoofdstuk, de korte inhoud in het Fransch. En telkens las ik :
Jules Cesar; Les Gaules; les Centurions, Vercingétorix, Alesia, la Sambre,
Boduognat, f axandria : die heroïsche roman, in enkele klare en duidelijke, zeer
korte zinnetjes telkens geresumeerd — Arrivée de Jules César dans les Gaules-
Rencontre de Jules César et de Vercingétorix... La trahison des Trevires, qui
rentrent dans leurs foyers... — dat was een wondere lectuur. In dit groote huis,
waar ik alleen was met mijn grootmoeder, reeds onder den druk der jaren gebo-
gen als een knoestige boomtak, bonsde mijn hart luide bij ’t vernemen van Cæsar s
commentaar. Ik trachtte den latijnschen tekst te lezen, en ondervond daarbij een
bekoring, waarvan de herinnering mij nog steeds is bijgebleven. Waaruit i n
toch heb geleerd, dat de klank van de woorden, al begrijpt men den zin ervan rne^,
bewust schoonheids-gevoel kan verwekken bij wie aandachtig luistert : de klank |